De industriële revolutie is de overgang van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen die gepaard ging met grootschalige organisatorische en sociale veranderingen. De industriële revolutie begon rond 1750 in Engeland en vervolgde begin negentiende eeuw in de rest van Europa.
De industriële revolutie begon in Engeland, rond 1750. De stoommachine was het resultaat van een reeks uitvindingen van achtereenvolgens Denis Papin, Thomas Savery, Thomas Newcomen en John Cally. De eerste Newcomen stoommachine werd in 1702 gebouwd.
Engeland beschikte daarnaast over een enorm koloniaal rijk en kon dus aan veel grondstoffen komen, zoals rubber, goud en katoen. Dit betekende dat Engeland over alles beschikte wat nodig was om fabrieken met machines te bouwen, wat dan ook vanaf de tweede helft van de 18e eeuw gebeurde.
Het eerst werden de spinnerijen gemechaniseerd, wat in Nederland begon in de eerste helft van de 19e eeuw. Het bedrijf Van Dooren & Dams nam in 1809 in Tilburg als eerste een met een rosmolen aangedreven spinmachine in gebruik.
De oorzaken voor de eerste industriële revolutie zijn ingewikkeld en blijven tot op de dag van vandaag een onderwerp voor debat. Sommige historici geloven dat de revolutie het gevolg was van de sociale en institutionele veranderingen, veroorzaakt door het einde van het feodalisme in Groot-Brittannië in de 17de eeuw.
Waar men onder de eerste industriële revolutie fabricage en mechanisatie bedoelt, de tweede draaide om massaproductie en de derde revolutie werd omgedoopt tot de digitale revolutie is het nu tijd voor een nieuwe revolutie.
Eerste Industriële Revolutie (ca. 1760-1867). Vanaf de jaren 1760 begon de Industriële Revolutie in Engeland van de grond te komen, met name door (verbeterde) textielmachines en de stoommachine van James Watt. Naast stoommachines was de komst van stoomtreinen en stoomschepen cruciaal.
De Industriële Revolutie geeft de overgang van handwerk naar machines aan. Vroeger werd alles met de hand gemaakt. Er bestonden bijvoorbeeld geen elektriciteit of machines. In de 18e eeuw begon in Engeland de Industriële Revolutie met de uitvinding van de stoommachine.
Een revolutie of omwenteling is een plotselinge opstand van het volk die tot een blijvende politieke verandering leidt. Het is daarmee de tegenhanger van evolutie, of geleidelijke verandering. Zo worden bijvoorbeeld de gebeurtenissen in Rusland in 1917, waarbij de tsaar werd afgezet, aangeduid als revolutie.
Nieuwe machines
De bevolking begon in die tijd flink te groeien. Uitvinders bedachten daarom nieuwe machines die sneller méér kleding konden maken. Deze machines pasten niet in een huiskamer. Daarom werden fabrieken gebouwd.
Het is bekend dat voor veel mensen het leven tijdens de Industriële Revolutie geen pretje was: uitbuiting en kinderarbeid waren iedere dag aan de orde. Al op zesjarige leeftijd werden kinderen aan het werk gezet in de fabriek en maakten zij werkdagen van soms wel zestien uur.
Het aantal fabrieken in Nederland is 86.617. Bijna één op de vijf Nederlandse industriële bedrijven is gevestigd in Noord-Brabant (18%). Op de tweede plaats staat Zuid-Holland (17%). Ook in Noord-Holland (15%) zijn veel fabrieken te vinden.
De spinmachine en de stoommachine waren de grootste uitvindingen tijdens de Industriële Revolutie. Met de spinmachine kon razendsnel kleding gemaakt worden. De stoommachine zorgde ervoor dat meerdere machines tegelijk gebruikt konden worden.
De eerste industriegebieden vormden zich in de tweede helft van de achttiende eeuw, allereerst in Groot Brittanië en niet veel later in België. Een ontwikkeling, die gestimuleerd werd door de ruime aanwezigheid van steenkool en ijzer. Wat behelst de industriële revolutie?
In de negentiende eeuw groeit de industrie hard in Nederland. Fabriekseigenaren maken gebruik van kinderarbeid omdat kinderen weinig kosten. Arme ouders laten hun kinderen werken om rond te komen. Het verzet tegen kinderarbeid groeit vanwege de slechte werkomstandigheden.
De sociale kwestie in Nederland (1870-1918) is het sociale vraagstuk over de slechte leef –en werkomstandigheden van arbeiders. De sociale kwestie was een gevolg van de industriële revolutie en leidde tot de eerste vormen van sociale wetgeving, nu kenmerkend voor onze verzorgingsstaat.
Dat kwam vooral doordat de landbouw en de handel belangrijke onderdelen waren van de Nederlandse economie. Door de opkomst van de industrie veranderde de Nederlandse maatschappij. Er werd op een andere manier gewerkt, er ontstonden nieuwe industriesteden en er kwamen meer en goedkopere spullen te koop.
Een industriële samenleving is een samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en veel mensen in steden wonen. Basisvoorwaarden voor het ontstaan van een industriële samenleving zijn de aanwezigheid van kapitaal en arbeid.
Industrialisatie is het proces van veranderingen in het productieproces door mechanisatie en de daaropvolgende veranderingen in de produktieorganisatie, zoals de invoering van het fabriekssysteem. Het betreft dus niet alleen technologische, maar ook sociale veranderingen.
Na de onafhankelijkheid van België in 1830 kwam de industrialisatie in Nederland pas echt op gang. De textielindustrie werd door het Rijk in Twente sterk gestimuleerd. Verder kwam een grote concentratie van textielfabrieken in Brabant te liggen.
Halverwege de 19e eeuw werden de eerste fabrieken gebouwd. Dus 150 jaar geleden. Dat kwam na de uitvinding van de stoommachine.