Als er in de buik wordt gespoten, is het verstandig om dit in een huidplooi te doen. Rond de navel moet niet worden gespoten omdat in dit gebied vrij veel zenuwen en bloedvaten lopen, waardoor het injecteren pijnlijker kan zijn. Houd altijd 3 vingers afstand rond de navel.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Injectieplaatsen. Insuline injecteert u over het algemeen op een drietal plaatsen: buik, bovenbenen en in sommige gevallen de billen. Doordat de onderhuidse doorbloeding plaatselijk verschillend is, is hoe snel de insuline wordt opgenomen afhankelijk van het gebied waarin men spuit.
Kortwerkende insuline werkt het snelst als het onder de buikhuid wordt geïnjecteerd. Wanneer de insuline maar heel geleidelijk zijn werk moet doen, dus bij langwerkende insuline, is het beter om te injecteren in bil of been.
Breng de naald helemaal in de huid en injecteer de insuline langzaam. Wanneer de injectieknop weer op 0 staat, de naald nog minstens 10 seconden in de huid laten zitten om ervoor te zorgen dat de volledige dosis geïnjecteerd is.
Als te ondiep wordt geprikt komt de insuline in de huid terecht. In beide gevallen kunnen harde plekken en bloedingen of pijn optreden met als uiteindelijk resultaat vetophopingen of verdwijnen van het onderhuidse vet (lipodystrofie).
Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Als alle vingers worden gebruikt bij het maken van de huidplooi, is er een groot risico dat ook de spier wordt opgetild. Daardoor kan er ongewenst een intramusculaire injectie worden gedaan.
Het nodige aantal eenheden insuline varieert van persoon tot persoon (8 tot 200 eenheden). Meestal begin je met het inspuiten van 10 eenheden insuline 's avonds. In samenspraak met je arts kun je dan zelf de dosis verhogen, bijvoorbeeld om de drie dagen.
De buik is de voorkeursplaats voor oplosbare humane insuline (Regular®), omdat opname daar het snelst plaatsvindt. De opname van oplosbare humane insuline kan bij bepaalde personen traag zijn (bij ouderen, bij personen die weinig of niet bewegen, ...).
Pijn. De ene injectie is pijnlijker dan de ander, hoe kan dit? Er kunnen verschillende redenen hiervoor zijn, zoals een botte naald, spierinjectie, maar ook de dikte en de slijping van een naald spelen een rol. De dikte van een naald wordt aangegeven in Gauges (G), hoe dunner de naald hoe groter de Gauges.
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
De opname van insuline verschilt echter vanuit arm, bil, bovenbeen of buik. Injectie in de bovenarm wordt afgeraden omdat de kans op intramusculaire in plaats van subcutane toediening daarbij groter is. Opname vanuit de buik gaat sneller dan vanuit de bil en het bovenbeen.
Insuline moet toegediend worden in het onderhuidse vetweefsel (subcutaan) van de buik, benen of billen. Vanuit de buik wordt insuline sneller opgenomen dan vanuit de zijkant van de benen of billen.
naald loodrecht in de huidplooi. (als u linkshandig bent dan met de linkerhand). Houd de huidplooi vast tijdens het spuiten maar vermijd hard knijpen. Spuit nu de vloeistof langzaam in.
Aanpassingsdosis (middel)langwerkende insuline
Dit doet u door uw bloedglucosewaarde om 3 uur 's nachts te meten. Wanneer uw verhoogde nuchtere bloedglucosewaarde inderdaad een reactie is op een hypoglykemie in de nacht, dient u de dosis (middel)langwerkende insuline juist te verlagen (volgens bovenstaand schema).
Bij minder dan 12 IE troebele insuline een nieuwe pen(vulling) gebruiken. Vóór elke injectie 2 IE wegspuiten met de pennaald naar boven gericht en dit zo nodig te herhalen totdat insuline uit de pennaald komt.
Kortwerkende insulines werken binnen 10-30 minuten en werken 2 tot 8 uur lang. Middellangwerkende insulines binnen 1-2 uur, 16 tot 24 uur lang. Langwerkende insulines werken binnen 1-2 uur, 24 uur lang.
Het toedienen van insuline in de armen heeft niet de voorkeur. Bij gebruik van humane insuline, blijft het advies gehandhaafd: kortwerkende insuline in de buik en langwerkende in de benen of billen. Bovenbeen (dijbeen) • Geeft langzame opname van de insuline. Spuit in de bovenkant of de buitenkant van het bovenbeen.
De techniek van het injecteren is belangrijk. Door op de juiste plek en correct te injecteren, werkt u aan een goede glucosewaarde in het bloed. Als insuline verkeerd of in een verkeerde dosering geïnjecteerd wordt, kunnen er complicaties ontstaan zoals te hoge (hyper) en te lage (hypo) glucosewaarden.