Waar kan ik het beste mijn insuline injecteren? Insuline moet toegediend worden in het onderhuidse vetweefsel (subcutaan) van de buik, benen of billen. Vanuit de buik wordt insuline sneller opgenomen dan vanuit de zijkant van de benen of billen.
Bij volwassenen minimaal 1 cm verwijderd van de navel. Bij kinderen minimaal 3 cm verwijderd van de navel. Injectieplaatsen op de buik zorgen voor snelle opname van de insuline.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Bij gebruik van humane insuline, blijft het advies gehandhaafd: kortwerkende insuline in de buik en langwerkende in de benen of billen. Bovenbeen (dijbeen) • Geeft langzame opname van de insuline. Spuit in de bovenkant of de buitenkant van het bovenbeen.
Insuline wordt vanuit de buik sneller in het bloed opgenomen dan vanuit een arm, een been of bil. Om te zorgen dat uw insulinedosis en voeding in balans blijven met de opname van de insuline in het bloed, is het dus van belang om steeds op dezelfde tijd in hetzelfde lichaamsdeel te spuiten.
Als te ondiep wordt geprikt komt de insuline in de huid terecht. In beide gevallen kunnen harde plekken en bloedingen of pijn optreden met als uiteindelijk resultaat vetophopingen of verdwijnen van het onderhuidse vet (lipodystrofie).
Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
De lever haalt een groot deel van de glucose uit het bloed en zet deze om in glycogeen en hiervoor is insuline nodig. Als je lang niets eet, kan je lichaam glycogeen weer omzetten in glucose (suiker), zodat je bloedsuiker niet verder daalt.
De buik is de voorkeursplaats voor oplosbare humane insuline (Regular®), omdat opname daar het snelst plaatsvindt. De opname van oplosbare humane insuline kan bij bepaalde personen traag zijn (bij ouderen, bij personen die weinig of niet bewegen, ...).
Het nodige aantal eenheden insuline varieert van persoon tot persoon (8 tot 200 eenheden). Meestal begin je met het inspuiten van 10 eenheden insuline 's avonds. In samenspraak met je arts kun je dan zelf de dosis verhogen, bijvoorbeeld om de drie dagen.
Het masseren van de plaats voor of na de in- jectie kan de opname van insuline versnellen en wordt niet algemeen aanbevolen. Het- zelfde geldt ook voor het nemen van een warm bad.
In geval van troebele insuline eerst de pen zwenken, niet schudden. Naald op de pen doen, beschermdopjes eraf halen. Bij ieder injectie eerst de doseerknop aan de achterkant op 2 eenheden draaien. Houd de insuline pen met de naald naar boven en druk op de doseerknop.
Pijn. De ene injectie is pijnlijker dan de ander, hoe kan dit? Er kunnen verschillende redenen hiervoor zijn, zoals een botte naald, spierinjectie, maar ook de dikte en de slijping van een naald spelen een rol. De dikte van een naald wordt aangegeven in Gauges (G), hoe dunner de naald hoe groter de Gauges.
Als alle vingers worden gebruikt bij het maken van de huidplooi, is er een groot risico dat ook de spier wordt opgetild. Daardoor kan er ongewenst een intramusculaire injectie worden gedaan.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
U spuit insuline via een klein dun naaldje door de huid. U moet een paar keer dag insuline spuiten en uw bloedsuiker controleren. Soms wordt de bloedsuiker te laag (hypoglykemie). Het is belangrijk dat u een hypoglykemie herkent en weet wat u moet doen.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Insuline blokkeert vetverbranding
De spieren (je stofwisseling) kan energie halen uit verbranding van suiker (glucose) of uit verbranding van lichaamsvet. Insuline maakt vetverbranding haast onmogelijk dus zal je niet afvallen en het buikvet blijft zitten waar het zit.
Insuline is een hormoon dat niet alleen je bloedsuiker verlaagt, maar ook de vetopslag in je lichaam stimuleert. Als je insuline moet spuiten, of als je insuline-resistent bent, dan kan het voorkomen dat er te veel of te lang insuline in het bloed circuleert. Hierdoor kun je in gewicht toenemen.
Je wordt behandeld door middel van een wekelijkse injectie. Hierdoor krijg je een meer verzadigd gevoel waardoor je afvalt. Uit een studie bleek dat de deelnemers 15 kilo verloren. De injectie neemt het hongergevoel weg en zorgt ervoor dat het eten langer in de maag blijft.
Breng de naald helemaal in de huid en injecteer de insuline langzaam. Wanneer de injectieknop weer op 0 staat, de naald nog minstens 10 seconden in de huid laten zitten om ervoor te zorgen dat de volledige dosis geïnjecteerd is.
De een zegt bijvoorbeeld dat je eerst twee eenheden moet wegspuiten, de ander doet dat nooit. Dat maakt het ook niet eenvoudiger om patiënten te leren hoe ze zichzelf moeten injecteren. Door de handleiding wordt injecteren en adviseren een stuk eenvoudiger, zowel voor de zorgverlener als voor de patiënt.
Aanpassingsdosis (middel)langwerkende insuline
Dit doet u door uw bloedglucosewaarde om 3 uur 's nachts te meten. Wanneer uw verhoogde nuchtere bloedglucosewaarde inderdaad een reactie is op een hypoglykemie in de nacht, dient u de dosis (middel)langwerkende insuline juist te verlagen (volgens bovenstaand schema).