Of je nou sociologie, psychologie, natuurkunde, biologie of economie wilt studeren, wiskunde is er een belangrijk onderdeel van. Je zult verschillende wiskundige problemen moeten oplossen tijdens je studie of werk. Veel studenten en volwassenen denken dat ze de wiskunde die ze leren nooit hoeven toe te passen.
Wiskunde is de taal van de getallen
Zo werken we bij wiskunde niet alleen met getallen, maar ook met letters zodat we formules (en vergelijkingen) kunnen maken. Met deze formules kunnen we verbanden makkelijker verwoorden. Een voorbeeld: Je gaat op vakantie waar je een auto wilt huren.
Iedereen kan wiskunde leren! Methodiek is ook enorm belangrijk en iets dat we allemaal kunnen verbeteren om zo onze relatie met wiskunde een beetje meer liefdevol te maken. De lesmethode is de manier van lesgeven, die moet aansluiten op de leerstijl van een leerling, wat de manier is waarop iemand iets leert.
Meetkunde is van groot belang in het dagelijks leven. Bijvoorbeeld bij deelname aan het verkeer, bij sport en dans, bouwen en knutselen, bij het opruimen, bij het begrijpen van telefonie en waterleiding, bij logistiek etc.
Wiskunde is abstract
De meeste leerlingen vinden wiskunde vooral moeilijk omdat het abstract is. Het is onzichtbaar, er bestaan eenmaal geen werkelijke wiskundige objecten. Leerlingen die veel visualiseren zullen wiskunde daarom ook moeilijker vinden. Zij kunnen dan niet een goed beeld krijgen en snappen zij het niet.
Wiskunde is overal! Dit boek laat zien wat je met getallen, vormen, logica en kansberekening kunt doen. Uitgelegd in heldere taal en met kleurrijke illustraties.
Wiskunde bestaat lang niet alleen uit getallen. Ook grafieken, tabellen, modellen en figuren horen bij wiskunde. Aangezien wiskunde zo'n groot geheel is, wordt het onderverdeeld in verschillende delen. Voorbeelden hiervan zijn rekenen, statistiek, meetkunde en algebra.
Rekenen nodig in vervolgopleidingen, werk of dagelijks leven
Zoals in je werk en ter voorbereiding op een eventuele vervolgstudie. Rekenen heb je bijvoorbeeld nodig om uit te rekenen wat een zorgverzekering of een telefoonabonnement kost. Of hoeveel geld je overhoudt van je salaris als je vaste lasten betaald zijn.
Wiskunde is eigenlijk veel meer een vaardigheid dan een leervak. Je moet het vooral veel doen! Je kunt het wel een beetje vergelijken met het spelen van een instrument. Je moet er eerst wel wat voor leren (snappen hoe het instrument en de muziek in elkaar zit), maar je moet er vooral heel veel voor oefenen.
Wiskunde D is bedoeld als aanvulling en verdieping op wiskunde B. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met kansrekening en statistiek, een onderdeel dat niet in wiskunde B zit, maar dat bij veel universitaire studies wel belangrijk is. Een voorbeeld van verdieping is bewijzen.
Ze kunnen werken als onderzoekers aan een universiteit, bij de overheid of in het bedrijfsleven. Een wiskundige is minimaal in het bezit van een masterdiploma.
Als afgestudeerd wiskundige ben je gewild in het bedrijfsleven en bij de overheid. Wiskunde-studenten gaan uiteindelijk aan de slag bij universiteiten, het onderwijs, de overheid of in het bedrijfsleven, bij bijvoorbeeld banken, verzekeraars of pensioenfondsen.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
Op het moment dat je een keuze gaat maken tussen wiskunde A en B, dan moet je bij het maken van die keuze vooral kijken naar hoe goed je bent in wiskunde. Of je nou op de havo of op het vwo zit, wiskunde A kan je op beide niveaus kiezen.
De echte Griekse wiskunde begon rond 550 v. Chr., toen Thales van Milete en Pythagoras kennis van Babylonische en Egyptische wiskunde naar Griekenland brachten. Thales gebruikte meetkunde om praktische problemen op te lossen, zoals het berekenen van de hoogte van een piramide en de afstand van schepen tot de kust.
Schrijf per dag op hoeveel uur je beschikbaar hebt om te leren. Zorg er wel voor dat je niet teveel uren op een dag inplant en zorg er ook voor dat je vrije tijd inplant. Niemand kan uren achter elkaar leren. Voor de meeste mensen is het zo dat ze zich ongeveer 30 tot 45 minuten goed kunnen focussen.
reken dan uit hoeveel dagen je denkt nodig te hebben om alles te leren voor de toets. Stel je moet 3 blokken leren reken dan uit dat je 4 dagen voor de toets begint.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.