Hoe sneller de auto rijdt, des te meer water moet er als het ware worden weggewerkt onder de banden. Een bredere band moet meer water afvoeren. Dus meer kans op aquaplaning. Zelfde geldt voor banden met een te lage bandenspanning; het grotere raakvlak bemoeilijkt de banden het water op tijd af te voeren.
Aquaplaning vindt meestal plaats als het regent of net geregend heeft en er nog flinke plassen op de weg liggen. Een aantal factoren kan ervoor zorgen dat je banden teveel water moeten verwerken. Het water kan niet weg, waardoor er een laag water tussen je banden en het asfalt ontstaan.
Als een auto in een bocht het wegcontact verliest, glij je naar de buitenkant van de bocht, zonder dat je kunt tegensturen. Aquaplaning is te voorkomen door op een natte weg de snelheid te verlagen en bij winterbanden erop te letten dat de profieldiepteminimaal vier millimeter is.
Snelheid is één van de belangrijkste factoren dat het risico op aquaplaning verhoogt. Bij te hoge snelheden hebben de banden onvoldoende tijd om het water af te voeren. Waterdiepte: Hoe dieper het water hoe minder grip je hebt. Profieldiepte van je banden.
Belangrijkste oorzaak van aquaplaning: aquaplaning komt voor wanneer de banden het water op het wegdek niet goed kunnen afvoeren. Er ontstaat bij aquaplanning als het ware een hele dunne waterlaag tussen de banden en het wegdek. Hierdoor verliezen de banden dus grip en kan de auto beginnen te slippen.
Aquaplaning ontstaat wanneer er zich een laag water vormt tussen de band en de weg. Dit voelt aan alsof u over water glijdt. De auto reageert niet meer op het stuurwiel en de aandrijving is weg. Een stuurloze auto kan onverwachte problemen veroorzaken.
In Nederland is er geen wetgeving die aangeeft dat het verboden is om tijdens de zomer met winterbanden te rijden. Tegelijkertijd is er ook geen regelgeving die winterbanden verplicht maakt als het seizoen in aantocht is.
Aquaplaning is het verschijnsel dat voorkomt op het moment dat er meer water op het wegdek ligt dan het gewicht van uw auto kan vervoeren. Op dat moment ontstaat er tussen uw autobanden en het wegdek een dunne laag water en wordt uw auto onbestuurbaar. Op dat moment is er geen contact meer met het wegdek.
Wanneer u met hoge snelheid op een natte weg rijdt, kan zich water ophopen tussen de band en het wegdek. De band verliest dan contact met de weg en het voertuig reageert niet meer op het stuur. Dit fenomeen staat bekend als aquaplaning of hydroplaning.
Hoe meer de banden slijten hoe lager de profieldiepte wordt en hoe lastiger het voor de banden wordt om overtollig water af te voeren. Wanneer de banden van je auto een lage profieldiepte hebben is de kans op aquaplaning groter.
30 % van het water onder de band wordt weggepompt. 70% van het water in de hoofdgroeven blijft. bij een snelheid van 100 km/uur 6 liter water per/sec wordt weggepompt.
Spoorvorming kan van invloed zijn op de bestuurbaarheid van je auto. Dit komt doordat de wielen van personenauto's niet goed in de sporen passen. Bij een nat wegdek ontstaat er nog een ander probleem. Doordat er waterplassen in de sporen blijven liggen kun je te maken krijgen met aquaplaning.
Juiste bandenspanning in instructieboekje
In het instructieboekje van je auto vind je de juiste bandenspanning. Die wordt aangegeven in bar, bijvoorbeeld 2,0 bar. Vaak staat er ook vermeld hoe hoog de bandenspanning mag zijn als de auto zwaar is beladen, bijvoorbeeld 2,2 bar.
Een bestuurder moet bij het inhalen buiten de bebouwde kom een zijdelingse afstand van ten minste 1,5 meter (binnen bebouwde kom : 1 meter) laten tussen zijn voertuig en een voetganger, wanneer laatstgenoemde zich op de rijbaan bevindt.
Naast snelheid verhogen ook de volgende factoren het risico op aquaplaning: Profieldiepte. Hoe meer je rijdt, hoe meer jouw banden verslijten. Doordat jouw banden verslijten, neemt ook de profieldiepte af waardoor er minder ruimte is om water af te voeren.
Spoorvorming is een vorm van wegdekschade veroorzaakt door zware vrachtauto's die bij warm weer diepe sporen in het asfalt achterlaten. Van spoorvorming hebben vooral motoren en personenauto's erg veel last, doordat ze net niet in de sporen passen, wat invloed heeft op het stuurgedrag van de auto/motor.
De toerenteller laat het toerental zien van de motor. Het toerental staat voor het aantal omwentelingen van de krukas per minuut. De waarde die de toerenteller aangeeft, heeft dus te maken met het aantal keer dat de krukas volledig rondgaat per minuut.
Ten opzichte van winterbanden vertonen allseason banden tekortkomingen, vooral op het gebied van tractie en zijdelingse grip in de sneeuw. Zo zullen winterbanden het altijd beter doen op een besneeuwde helling dan allseason banden.
Concreet mag je dus het hele jaar door op winterbanden rijden. De enige voorwaarde waaraan je moet voldoen, is dat de snelheidsindex van de winterband identiek of hoger is dan die van de originele banden van de auto. Is de snelheidsindex lager, zijn winterbanden alleen toegestaan tussen 1 oktober en 30 april.
Met winterbanden kunt u even hard rijden als met zomerbanden. De snelheid hangt bij beide banden af van het snelheidssymbool op de banden. Pas uw snelheid echter altijd aan, aan de winterse omstandigheden.
Let op je snelheid
Over het algemeen geldt: hoe sneller je rijdt, hoe meer brandstof je auto verbruikt en hoe meer CO2 hij uitstoot in de atmosfeer. Door sneller te rijden, vervuil je niet alleen meer, je wint er ook nauwelijks tijd mee.
Als een autoband te hard is opgepompt, dan wordt de band als het ware bol. Het gevolg: Geen optimaal contact. Verhoogde slijtage in het midden van de band.
Zowel een te hoge of te lage autobandenspanning kan gevaarlijke situaties opleveren. Een te hoge bandenspanning zorgt er namelijk voor dat een band sneller slijt. Bovendien heeft een band met te hoge spanning minder grip, trilt deze meer en is er vermindert rijcomfort. Daarnaast is de kans op een klapband groter.
Voor de banden van een 'gewone personenauto' is de aanbevolen luchtdruk vaak tussen de 2.0 en 2.5 bar, afhankelijk van de belasting van uw auto. De exacte druk is afhankelijk van het type en model auto.
Invoegstroken voor werkverkeer
- De beginsnelheid bij het invoegen is gesteld op 0 tot 10 km/h vanwege de beperking bij het uitrijden van het werkvak. - Op rechts gelegen invoegstroken is de snelheid waarmee het verkeer invoegt is 0,75 van de (tijdelijke) maximum snelheid, met een maximum van 60 km/h (0,75 x 80 km/h).