Meisjes krijgen een X-chromosoom van beide ouders, en jongens een X- van hun moeder en een Y-chromosoom van hun vader. X-chromosomen zijn veel groter dan Y-chromosomen en bevatten ongeveer 730 genen meer. Alleen al om die reden erven jongens 730 genen meer van hun moeder dan van hun vader.
Bij Eukaryoten (de "hogere" organismen zoals planten, dieren, schimmels en protisten) bevindt zich het belangrijkste DNA in de celkern (nucleus - vandaar ook nucleïnezuur). Daarnaast is er DNA in de mitochondriën (het mtDNA) en de eventueel aanwezige plastiden (het cpDNA).
De additieve genetische relatie tussen volle broers en volle zussen is 0.5, omdat ze gemiddeld 50% van hun DNA delen.
Genen zijn de dragers van onze erfelijke eigenschappen. De ei- en zaadcel bevatten van ieder chromosoom maar 1 exemplaar en heeft dus 23 chromosomen. Bij de bevruchting smelt de ei- en zaadcel samen en bevat het nieuwe wezen zo weer 46 chromosomen, 23 van zijn vader (de zaadcel) en 23 van mijn moeder (de eicel).
Gemiddeld delen kinderen van dezelfde ouders ongeveer 50% van hun DNA met elkaar, maar sommigen delen iets meer en sommigen iets minder. Dus, terwijl we allemaal 50% van ons DNA van elk van onze ouders ontvangen, zijn de segmenten die we ontvangen volledig willekeurig.
Je erft je genen van je ouders. Van elk gen erf je twee kopieën: één van je vader en één van je moeder. Ook de genen van je grootouders en verre voorouders hebben invloed op de kleur van je huid. Binnen een gezin kan de huidskleur dus verschillen.
Wil je als man een slim kind? Dan is het zaak om een intelligente moeder te vinden. Intelligentie hebben kinderen namelijk vooral te danken aan de genen die zij van hun moeder hebben geërfd. Dit blijkt uit een recent onderzoek gepubliceerd in Psychology Spot, waarover Ouders van Nu schrijft.
Wetenschappers van de UNC School of Medicine hebben aangetoond dat er evenveel DNA van vaders als moeders in kinderen belandt, maar dat de genen van de vader dominant zijn.
Het DNA van een mens is verdeeld over 23 paar chromosomen. Van elk paar krijg je er 1 van je vader (via de zaadcel) en 1 van je moeder (via de eicel). Het geslacht wordt ook door chromosomen bepaald: het X- en Y-chromosoom. Vrouwen hebben 2 X-chromosomen, mannen hebben 1 X-chromosoom en 1 Y-chromosoom.
De manier waarop mensen op humor reageren ligt dus versleuteld in het dna. In die zin is een goed of slecht gevoel voor humor dus al dan niet deels genetisch bepaald.
Ons eigen DNA is een combinatie van het DNA van onze ouders. De ene helft komt van je vader, de andere helft van je moeder. Maar in het DNA van iedereen zitten al bij de geboorte variaties die je bij geen van de ouders terugvindt. Dit zijn de novo mutaties; 'nieuwe' mutaties (veranderingen) die alleen het kind heeft.
Het is namelijk zo dat kinderen de helft van het DNA profiel van hun ouders overerven. In theorie kan het dus zijn dat broers en zussen precies de andere helft van het DNA van hun ouders hebben geërfd en dus is statistisch niet vast te stellen of zij dezelfde vader of ouders hebben.
Alleen door DNA-onderzoek kun je weten of je biologisch familie van elkaar bent. Dit onderzoek heet een vaderschapstest of verwantschapstest. Hoe meer je aan elkaar verwant bent, en hoe meer familieleden er mee doen, hoe makkelijker het is om de familieband vast te stellen.
Dit is een bijzondere vorm van overerven, omdat het hier om erfelijke informatie buiten de celkern gaat, namelijk het erfelijkheidsmateriaal in de mitochondriën. Deze erfelijke informatie noemen we mitochondrieel DNA en alleen vrouwen kunnen dit doorgeven.
De DNA-databank neemt DNA profielen op in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM). Het OM geeft ook opdracht om uw DNA-profiel uit de DNA-databank te verwijderen en het daarvoor gebruikte celmateriaal te vernietigen. Een bevestiging van een opname en/of verwijdering van een DNA profiel wordt naar het OM gestuurd.
Kunnen we DNA veranderen? Ja. Naast dat we DNA kunnen aflezen, kunnen we deze bouwstenen van het leven ook aanpassen. Dat gaat door middel van CRISPR-Cas-methode.
Het AB0-bloedgroepensysteem
Het A-allel geeft bloedgroepantigeen A, het B-allel geeft bloedgroepantigeen B en het 0-allel is een recessief allel, dat niet in een bloedgroepantigeen resulteert. De allelen A en B zijn dominant ten opzichte van 0 en co-dominant ten opzichte van elkaar.
Een vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan hun kind door. Dit kan een A, B of O zijn. Samen bepaalt dit welke bloedgroep het kind heeft; A, B, AB of O. Je hebt dus altijd twee bloedgroep-genen.
Genen van ouders bepalend
Iedereen heeft één van de volgende bloedgroepen: A, B, O of AB. Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door.
Genetische opbouw
Minstens twee genenparen sturen de kleur van menselijk haar. Eén gen, het bruin/blond-paar, heeft een dominant bruin allel en een recessief blond allel. Als iemand drager is van het bruine allel, dan zal deze persoon bruin haar hebben; zo niet, dan is hij blond.
Hoe nauwer de familieband is, hoe hoger de kans. Voor kinderen van een volle neef en nicht is de kans op een kind met een aangeboren ziekte ongeveer 4 tot 6 op de 100 (4 tot 6%). Bij kinderen van ouders die geen familie van elkaar zijn, is de kans 2 tot 3 op 100 (2 tot 3%).
Het blijft een taboe." De schattingen lopen uiteen, weet Brons, maar 2 tot 10 procent van de kinderen hebben een vader die niet hun biologische vader is. Vaders die een vaderschapstest laten doen, vinden dat hun partner raar gedrag vertoont of vinden dat hun kind niet op hen lijkt.
Je IQ ligt minder vast dan gedacht. Veranderingen in het volume van bepaalde hersengebiedjes tijdens je pubertijd kunnen je intelligentiescore flink omhoog krikken – of juist omlaag. Je intelligentie, uitgedrukt in IQ, verandert gedurende je leven nauwelijks.
Hoogbegaafdheid is voor een groot deel erfelijk, maar ook ouders die niet hoogbegaafd zijn, hebben hoogbegaafde kinderen. Ongeveer 2,5 procent van de bevolking is hoogbegaafd. In Nederland komt dat neer op ongeveer 430.000 hoogbegaafde mensen. Hoogbegaafdheid kan worden vastgesteld met behulp van een IQ-test.