De derde soort aardappelen zijn de pootaardappelen. Deze zijn ook niet bedoeld om te eten, maar om nieuwe aardappelen mee te kweken. Er zijn pootaardappelen die uitgroeien tot consumptieaardappelen, pootaardappelen die uitgroeien tot fabrieksaardappelen en pootaardappelen die uitgroeien tot weer nieuwe pootaardappelen.
Pootaardappelen worden eerder geoogst dan consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen. De reden is, dat het bij de teelt van pootaardappelen gaat om zo veel mogelijk nieuwe aardappels te krijgen, maar deze hoeven niet heel groot te zijn. Liever niet zelfs, want kleinere pootaardappelen zijn makkelijker te vervoeren.
De pootaardappels komen terecht bij een consumptieaardappelteler. Ook deze teler poot de pootaardappels in de grond, dat gebeurt in april. Als de aardappels groot genoeg gegroeid zijn, dat is in september of oktober, rooit de teler ze weer uit de grond en slaat hij ze op in zijn schuur.
Ja hoor eet ze gerust, maar snij de uitlopers wel ruim uit. Op plaatsen waar uitlopers groeien, zit namelijk de natuurlijke gifstof solanine. Deze stof breekt niet af tijdens koken.
Je kunt ook uitgelopen aardappelen die je in de supermarkt heb gekocht gebruiken: snijd de aardappel in vier stukken en leg ze een paar dagen in de zon totdat ze beginnen uit te lopen. Week de aardappelen niet voor: het benodigde vocht voor het uitlopen zit in de aardappel zelf. Weken geeft een grote kans op rotting.
Hoeveel aardappels kunnen we oogsten van een enkele aardappelplant? 3 tot 25. Het hangt onder meer af van het ras, de grootte van het pootaardappel dat we gebruiken (pootgoed) en de plantafstanden.
Uitlopers ontstaan wanneer je een aardappel te lang of te warm bewaart. Als je aardappel uitlopers heeft, hoef je die niet meteen weg te gooien. Het is voldoende om ze te verwijderen en de ogen rond de uitlopers weg te snijden. Die bevatten namelijk solanine, een toxische stof die ook bij het koken niet verdwijnt.
Groene delen van de aardappel bevatten een giftige stof: solanine. Dat kun je beter niet eten. Wat moet je doen met een groene aardappel? Bij een aardappel met groene schil of met groene uitlopers verwijder je simpelweg de groene delen.
Ongekookte, geschilde aardappelen kan je, ondergedompeld in water, tot 2 dagen bewaren in de koelkast. Opgelet, de kwaliteit van de aardappelen gaat op deze manier wel snel achteruit. Kook ze eerder mee en bewaar je restje nadien in de koelkast.
Als pootgoed niet onmiddellijk geplant wordt, is een bewaartemperatuur tussen 7 en 10°C ideaal. Hogere temperaturen leiden tot versnelde kieming. 14 dagen bewaren kan meestal zonder problemen.
Het wordt dus nog belangrijker om pootaardappelen met een goede houdbaarheid te kiezen. Wij hebben alvast enkele toppers voor je geselecteerd: Frieslander, Vitabella (Bio), Texla, Victoria, Sevilla (Bio) & Nicola.
Waar halverwege de vorige eeuw nog vele handen hielpen bij het looftrekken van aardappels om het blad te doen afsterven, wordt loof tegenwoordig vooral doodgespoten. Met metingen kan de hoeveelheid gif beter worden afgestemd op de fase waarin de plant zich bevindt.
Als u zelf aardappelen wilt planten, dan poot u ze bij voorkeur tussen juni en oktober. De bodem dient voldoende bemest en los te zijn. Een vaste structuur is voor de late aardappelsoorten echter geen probleem.
Het was een ongelooflijke goede opbrengst, ongeveer een halve emmer per stronk. Wetende dat je met 1 plantaardappel ongeveer 20 grote aardappelen kan kweken, dan mag het wel gezegd zijn dat moeder natuur een milde gever is.
Vaak gebeurt dat in het voorjaar en afhankelijk van het aardappelras is bepaald hoe lang deze onder de grond blijven. Vroege rassen hebben een groeiperiode van 90 – 100 dagen, waar dat bij late aardappelen minimaal 150 dagen is. Hoe langer een aardappel onder de grond blijft, hoe beter deze beschermd is.
De groene kleur is een aanwijzing dat er verhoogde hoeveelheden van de glycoalkaloïden solanine en chaconine aanwezig zijn. Groengekleurde delen van de aardappel zijn daarom niet meer geschikt voor consumptie. Vermijd dat aardappelen groen worden en bewaar ze in een koele donkere plaats.
Solanine en tomatine geeft een bittere smaak en een wat brandend gevoel in de mond. In grote hoeveelheden zijn solanine en tomatine giftig voor mensen. Ze kunnen misselijkheid, overgeven, buikkramp en diarree veroorzaken. In ernstige gevallen kunnen bewustzijnsverlies, ademhalings- of hartproblemen ontstaan.
Bij de aardappel vindt de bescherming onder andere plaats dankzij het gif solanine in de schil. In de schil zitten geen overdaad aan stoffen die in de rest van de aardappel ontbreken. Je kunt ze dus gerust schillen. Wel zitten er vezels in de schil, maar voor de vitamines hoef je dus geen aardappelschil te eten.
Deze ontstaan door verschillende oorzaken. De twee grootsten zijn het opslaan op een te warme plek en het te lang bewaren van de aardappel. Om te voorkomen dat uw aardappel scheuten krijgt luidt ons advies om de aardappelen altijd op een koele en donkere plek te bewaren, zoals een schuur of kelder.
Oogsten. Vroege aardappelen kun je al oogsten als de knollen groot genoeg zijn, terwijl het loof nog niet is afgestorven. Aardappelen om te bewaren, oogst je pas als het loof is afgestorven. De aardappel is dan afgerijpt en is daardoor langer houdbaar.
Aardappelen bewaren doe je daarom best op een koele (tussen 2 en 10 °C), donkere, droge en goed verluchte plaats (bv. kelder (kast)) in een geperforeerde papieren zak, een net of een open mand. Schud ze af en toe om. Bewaar aardappelen nooit in de koelkast.
kalk strooien op aardappelland wordt afgeraden, aardappelen vertonen dan eerder schurftplekken op de schil. Dit is overigens niet gevaarlijk voor de consumptie.
Voor je aardappelteelt volstaat een flinke bemesting met verteerde stalmest of met compost. Vervolgens moet je er voor zorgen dat je grond rijk is aan kalium (kali of tuinpotas) en magnesium (kieseriet). De kalium zorgt voor een betere vruchtvorming en de magnesium voor een mooier en sterkere loof.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.