Stress tijdens de vroege levensfase, bijvoorbeeld door mishandeling, misbruik of verwaarlozing, kan leiden tot een hoger risico op hersenaandoeningen in het latere leven. Het verhoogt mogelijk ook het risico op dementie.
PTSS als risicofactor voor dementie
Zowel normale veroudering als PTSS is geassocieerd met verminderde cognitieve vermogens. Daarnaast blijkt PTSS uit verschillende onderzoeken een onafhankelijke risicofactor voor cognitieve achteruitgang en dementie te zijn.
vergeetachtigheid; taalproblemen, bijvoorbeeld niet op woorden kunnen komen of de betekenis van woorden vergeten; gedragsverandering, bijvoorbeeld ongeduldiger worden, of woedeaanvallen; problemen met dagelijkse handelingen, zoals boodschappen doen of het bedienen van een computer.
Oorzaken dementie
Het belangrijkste risico voor dementie is dus: een oudere leeftijd. Ook als je niet zo gezond leeft, weinig beweegt, rookt, hoge bloeddruk of diabetes hebt of je hersenen niet zo actief houdt, is de kans om dementie te krijgen groter.
Leeftijd . De grootste risicofactor voor dementie is veroudering. Dit betekent dat naarmate iemand ouder wordt, het risico op dementie sterk toeneemt. Voor mensen tussen de 65 en 69 jaar oud, hebben ongeveer 2 op de 100 mensen dementie.
Zo gebruiken ze vaak dezelfde woorden, beginnen ze grammaticale fouten te maken en begrijpen ze lange en complexe zinnen minder goed. Gaandeweg krijgen ze ook moeite met abstract denken. Ze kunnen moeilijk de waarde van geld inschatten en kunnen zich moeilijker oriënteren in tijd en ruimte.
Frequent en lang slapen overdag komt veel voor bij de ziekte van Alzheimer. Dat komt doordat stoornissen in de hersenen het slaap-waakritme ontregelen. Amerikaanse onderzoekers gingen na of middagdutjes een aanwijzing kunnen zijn om later de ziekte van Alzheimer te ontwikkelen (1).
Stress tijdens de vroege levensfase, bijvoorbeeld door mishandeling, misbruik of verwaarlozing, kan leiden tot een hoger risico op hersenaandoeningen in het latere leven. Het verhoogt mogelijk ook het risico op dementie.
Het huidige bewijsmateriaal geeft aan dat chronische stress weliswaar een rol kan spelen bij de ontwikkeling of progressie van dementie, maar dat het niet noodzakelijkerwijs dementie veroorzaakt . Hopelijk kan verder onderzoek beginnen te onthullen welke rol stress speelt in iemands risico op het ontwikkelen van dementie.
De ziekte begint vaak plotseling. Iemand met vasculaire dementie kan geleidelijk achteruitgaan, maar het kan ook plotseling slechter gaan door een beroerte of een reeks kleine beroertes (TIA's). Zolang er zich geen nieuwe beroertes voordoen, kan iemand daarna weer een tijd stabiel blijven.
Diabetes en hart- en vaatziekten zijn risicofactoren voor dementie. Daarnaast lijken vezels ook nog bij te dragen aan het verminderen van ontstekingen in het lichaam. Ook ontstekingen spelen vaak een rol bij dementie.
Voldoende beweging, gezond eten, matig alcohol gebruik en niet roken zijn daarom aan te raden. Ook zijn zogenaamde vasculaire risicofactoren zoals suikerziekte, hoge bloeddruk en overgewicht van invloed op het beloop bij dementie en dienen daarom goed onder controle te zijn.
Van een aantal factoren is bekend dat ze de kans op dementie verkleinen of uitstellen. Dit zijn langer onderwijs volgen, bewegen, sociaal actief zijn, verminderen of stoppen met roken en het voorkomen en de behandeling van gehoorverlies, depressie, diabetes, hoge bloeddruk en obesitas.
LATE lijkt qua uiterlijke symptomen heel erg op alzheimer, maar in de hersenen zie je een heel ander beeld en het gaat eigenlijk om een andere ziekte. LATE ontwikkelt zich in een ander gebied van de hersenen dan alzheimer en heeft ook een veel trager verloop.
1. De eerste fase van dementie. In de eerste fase van dementie zie je de eerste kleine veranderingen in gedrag en persoonlijkheid. Dat kun je merken aan geheugenproblemen, meerdere kleine beroertes of tia's, problemen met spraak- en taal, of egoïstisch en gevoelloos gedrag.
Bij interactieroepen is er iets onaangenaams in de omgeving aanwezig, waardoor de dementerende roept. Sommige dementerenden praten dan weer hardop in zichzelf om weer een soort van contact met zichzelf te krijgen.
Leeftijd is de belangrijkste risicofactor voor dementie. De kans op dementie neemt sterk toe met de leeftijd: - Ruim 8% van de mensen boven de 65 jaar heeft dementie.
Als de huisarts het vermoeden heeft dat er sprake is van dementie, kan hij of zij een MMSE test afnemen. Deze dementie test geeft geen diagnose, maar geeft een algemeen beeld van iemands geheugen en zijn of haar vaardigheden. Deze dementie test geeft de huisarts een indicatie of het nodig is om nader onderzoek te doen.
Afhankelijk van het hersengebied dat is aangedaan, kunnen ook motorische veranderingen optreden zoals slecht lopen, verlamming of gevoelsverlies. Dit komt bijvoorbeeld vaak voor bij vasculaire dementie, maar in latere stadia ook bij andere hersenaandoeningen met dementie.
De kans om dementie te krijgen is voor iemand van tussen de 65 en 69 jaar heel klein. Dat overkomt ieder jaar maar 2 van de 1000 mensen (0,2%). Bij mensen van 90 jaar en ouder is die kans veel groter. In deze groep krijgen ongeveer 50 mensen per jaar dementie (5%).
Neuroticisme, lage consciëntieusheid en negatieve affecten waren geassocieerd met dementiediagnoses in verschillende steekproeven, metingen en tijd. Andere persoonlijkheidstrekken kunnen meer beschermend zijn; consciëntieusheid, extraversie en positieve affecten waren bijvoorbeeld geassocieerd met een lager risico op dementie.
genen: over het algemeen wordt niet gedacht dat genen alleen dementie veroorzaken . Er zijn echter bepaalde genetische factoren betrokken bij enkele van de minder voorkomende typen. Dementie ontwikkelt zich meestal door een combinatie van genetische en "omgevings"factoren, zoals roken en een gebrek aan regelmatige lichaamsbeweging.