Vóór voegwoorden:Meestal verstandig om een komma te plaatsen voor: als, hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl. Zij vertelde het aan iedereen, hoewel de informatie vertrouwelijk was.
Voor voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kun je meestal het best een komma plaatsen: Zij vertelde het aan iedereen, hoewel de informatie vertrouwelijk was. Ik heb de azijn weggelaten, omdat ik bang was dat de dressing te zuur zou worden.
Het voegwoord maar kan alleen vooraan in een (bij)zin staan. Er komt geen komma achter: We vroegen om aardbeienijs, maar kregen kersenijs. Ik wil best met de trein naar Italië, maar dat kost te veel.
Meestal komt er geen komma voor de nevenschikkende voegwoorden en en of. Hij eet graag cornflakes, havermoutpap, boterhammen en spiegeleieren.
Met 'maar' wordt een soort tegenstelling bedoeld: 'Je zegt dat nou wel, maar ik weet niet of het wel zo is'. Of 'Je bedoelt het goed, maar ik doe het toch anders'. In veel gevallen ontkracht het woordje 'maar' het voorgaande.
Met vriendelijke groet, Vóór voegwoorden: Meestal verstandig om een komma te plaatsen voor: als, hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl. Zij vertelde het aan iedereen, hoewel de informatie vertrouwelijk was.
U moet een komma voor "maar" plaatsen wanneer het twee onafhankelijke clausules verbindt . Een onafhankelijke clausule kan functioneren als een op zichzelf staande zin (d.w.z. het heeft een onderwerp en een werkwoord). Voorbeeld: Komma voor "maar" die twee onafhankelijke clausules verbindt Maria hoopte een wandeling te maken, maar het regende de hele dag.
Een zin mag beginnen met maar. Zinnen die beginnen met maar zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt.
Wanneer een nevenschikkende voegwoord twee onafhankelijke zinnen verbindt, wordt er een komma gebruikt voor de nevenschikkende voegwoord (tenzij de twee onafhankelijke zinnen erg kort zijn). Voegwoorden die niet worden gevolgd door niet-essentiële elementen, mogen nooit worden gevolgd door komma's.
Volgens Chicago zijn komma's niet nodig bij de constructies 'niet alleen . . . maar ook', maar wel tussen twee onafhankelijke clausules die met elkaar verbonden zijn door een nevenschikkende voegwoord .
Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden, en voegwoorden geven ook aan wat het verband is tussen twee zinnen. Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus' en 'of'.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Dat heeft te maken met de woordsoort van de woorden: maar is een voegwoord en echter een bijwoord.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Welke zin is beter: 'Fien is jarig, dus we vieren feest' of 'Fien is jarig, dus vieren we feest'? ! Beide zinnen zijn juist. Er is alleen een verschil in woordsoort: in de eerste zin is dus een voegwoord, in de tweede een bijwoord.
Het Engels kent zeven coördinerende voegwoorden : for, and, nor, but, or, yet, so. Deze kunt u zich herinneren met behulp van de ezelsbruggetjes FANBOYS: For geeft een causaal verband aan: “We vertrokken een dag eerder, want het weer was niet zo mild als we hadden verwacht.”
Nevenschikkende voegwoorden staan tussen woorden, woordgroepen en deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie hebben. Voorbeelden van nevenschikkende voegwoorden zijn en, of, ofwel, maar, want. Zowel de huwelijken als de scheidingen zitten in de lift.
Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma. Dit is ook het geval als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
De waarheid is dat er geen harde en snelle regel is tegen het beginnen van een zin met "maar" - zolang de zin maar correct is gevormd . Omdat dit woord bedoeld is om twee gedachten met elkaar te verbinden, is het belangrijk dat uw zin een hoofdzin bevat.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. Deze zinnen dienen dan idealiter een samengestelde zin te vormen, met een komma er tussen.
We gebruiken and, or en but om twee delen van zinnen te verbinden die grammaticaal vergelijkbaar zijn . We gebruiken and om informatie toe te voegen, or om alternatieven te geven and but voor onverwachte of andere informatie.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen of (groepen) woorden 'aan elkaar voegen'. Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar. Voegwoorden zijn verbindingswoorden.
Wanneer je twee zinnen hebt die op zichzelf kunnen staan en je verbindt ze met een voegwoord (want, en, noch, maar, of, toch, dus), dan moet je een komma plaatsen voor het woord vóór het voegwoord .