Als vruchtgebruiker mag je de eigendom(men) verkopen, maar enkel met een onderling akkoord tussen de vruchtgebruiker en de eigenaar(s). We raden aan om dit akkoord vast te leggen op papier. De eigenaar(s) die dan beschikken over een volle eigendom kunnen overgaan tot verkoop.
Als de eigendom van een onroerend wordt verkocht waarop een recht van vruchtgebruik rust, en de blote eigenaar én de vruchtgebruiker dit samen verkopen, wordt de volle eigendom van het onroerend goed overgedragen. Zijn beide verkopers op voorhand niets overeengekomen, dan moet de verkoopprijs worden verdeeld.
De persoon die het recht van vruchtgebruik heeft, wordt wel vruchtgebruiker genoemd. Degene die eigenaar is van het goed waarop het vruchtgebruik ziet, wordt hoofdgerechtigde genoemd. Voorheen werd de term 'bloot eigenaar' gebruikt. Vruchtgebruik is een beperkt recht.
Zijn er meerdere vruchtgebruikers, dan komt het ten einde bij het overlijden van de laatst overgeblevene. Vruchtgebruik is dus niet overerfbaar: de erfgenamen kunnen er geen aanspraak op maken. Wanneer de vruchtgebruiker een rechtspersoon is, gaat het vruchtgebruik teniet bij het ontbinden van deze rechtspersoon.
Als het vruchtgebruik levenslang is, wat het geval is met het erfrechtelijk vruchtgebruik, dan eindigt het automatisch bij het overlijden van de vruchtgebruiker. Het kan ook eindigen door eraan te verzaken (bij notariële akte).
De woning in een erfenis kan alleen verkocht worden als alle erfgenamen meewerken. Als er één erfgenaam weigert dan kan je die dwingen. Dat kan via de kantonrechter of zelf met een brief. Kijk wel uit met je termijn van levering.
Het vruchtgebruik eindigt meestal als de vruchtgebruiker komt te overlijden. Hij/zij is dan de langstlevende. Hierna krijgen de officiële erfgenamen weer de beschikking over hun eigendom.
Het vruchtgebruik duurt meestal maximaal 30 jaar. Er is echter een uitzondering: als het vruchtgebruik is gevestigd “in hoofde van” een rechtspersoon, dan kan dit voor een maximale duur van 99 jaar. De faillietverklaring en de ontbinding van de rechtspersoon betekent wel het einde van het recht van vruchtgebruik.
De regel blijft dat de vruchtgebruiker de onderhoudsherstellingen aan het onroerend goed zelf volledig moet betalen. Het gaat om alle herstellingen die op korte of lange termijn nodig zijn om de waarde van het goed te vrijwaren, behalve in geval van normale slijtage, ouderdom of overmacht.
Kan vruchtgebruiker verhuren? De vruchtgebruiker heeft inderdaad niet alleen het recht om zelf te wonen in het huis of het appartement. Hij mag het ook verhuren. De huurinkomsten zijn in dat geval volledig voor hem, hij moet die dus niet 'delen' met de naakte eigenaars.
Door afkoop of omzetting van het vruchtgebruik eindigt het vruchtgebruik. Het vruchtgebruik wordt omgezet in volle eigendom, een geldsom of een rente. Bijvoorbeeld: De vruchtgebruiker koopt de blote eigendom af en wordt volle eigenaar van de gezinswoning.
Zolang de vruchtgebruiker (langstlevende partner van de overledene) leeft, kunnen zij niet genieten van de goederen. Ze moeten het vruchtgebruik dulden. Eenmaal de langstlevende komt te overlijden, wordt de 'blote eigendom' van de kinderen automatisch omgezet in een 'volle eigendom'.
“Je kan de woning die je nu geschonken hebt gekregen normaliter verkopen (als er geen vervreemdingsverbod in de akte staat), maar je riskeert een deel van de prijs terug te moeten geven aan je broers (in functie van de andere aanwezige of reeds geschonken goederen).
Je kan een vruchtgebruik verkrijgen waar je gebruik van mag maken tot je overlijdt. De looptijd van het vruchtgebruik hangt dan af van het leven van de vruchtgebruiker. De waarde van het vruchtgebruik wordt dan berekend door de rekenrente te vermenigvuldigen met een bepaalde factor.
Zoon of dochter koopt de naakte eigendom, terwijl de ouders het vruchtgebruik kopen. De ouders gaan in het pand wonen tot ze overlijden, of verhuren het (bijvoorbeeld als ze naar een rusthuis gaan). Ze mogen zelf de huurinkomsten houden.
De langstlevende is in deze situatie niet volledig eigenaar van de woning en mag dus ook niet alleen besluiten tot verkoop over te gaan. Hiervoor is toestemming van de erfgenamen noodzakelijk. Ook de opbrengst van de verkoop moet op een specifieke manier onder de langstlevende en de erfgenamen verdeeld worden.
Het recht van vruchtgebruik is een zelfstandig beperkt recht, een erfdienstbaarheid of een recht van hypotheek is een afhankelijk recht. Het recht van opstal kan zowel een zelfstandig als afhankelijk recht zijn (art. 5:101).
Als jij het huis wel wil verkopen, maar de andere eigenaar weigert, kan je dit ook voor de rechtbank beslechten. Deze situatie is echter anders dan bij een gezinswoning. Bij een gezinswoning kan de ene eigenaar de andere niet dwingen tot een verkoop. Bij een huis dat geen gezinswoning is geldt dit echter niet.
Ja, een echtgenoot of geregistreerd partner heeft toestemming nodig van zijn of haar partner voor de verkoop van de echtelijke woning. Maar ook voor een woning die door alleen een partner wordt bewoond. Als je zonder toestemming toch het huis verkoopt, dan kan jouw partner die verkoop achteraf terugdraaien.
Elke erfgenaam moet meewerken aan de verkoop van het huis. Maar als een erfgenaam weigert te tekenen voor de verkoop, dan kun je de rechter vragen om een machtiging. Er is dus altijd een juridische oplossing wanneer een erfgenaam niet tekent. Je hebt daarvoor wel een advocaat nodig.
Wordt het vruchtgebruik niet afgegeven, dan heeft de langstlevende formeel geen rechten. Door de langstlevende bij testament te benoemen tot executeur, is dit probleem opgelost en kan de langstlevende aan zichzelf het vruchtgebruik afgeven zonder afhankelijk te zijn van de kinderen.
Dat betekent dat je overlevende moeder of vader in de gezinswoning mag blijven wonen (vruchtgebruik), ook al is die in principe al van jou (naakte eigendom).
Wanneer de partijen het vruchtgebruik willen omzetten, moeten ze natuurlijk de 'waarde' van het vruchtgebruik kennen. Komen de partijen goed overeen? Dan kunnen ze met een akkoord de waarde van het vruchtgebruik bepalen. De waarde van het vruchtgebruik hangt altijd af van de levensverwachting van de vruchtgebruiker.
Door zijn genotsrecht heeft de vruchtgebruiker dus vooral belang bij het behoud van de zaak. Daarom moet hij zich als (volle) eigenaar verzekeren.