Als voegwoord van vergelijking (of van modaliteit) is in de standaardtaal zoals gangbaar. (1) Zoals het vroeger was, wordt het nooit meer. (2) Pas de teksten maar aan zoals we afgesproken hebben. (3) Zoals ik eerder al gezegd heb, moet je maar niet te veel op hun medewerking rekenen.
De voegwoorden als en zoals zijn in deze zin allebei correct.
Een voegwoord is een woord dat woorden, woordgroepen of deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie hebben, met elkaar verbindt, of een woord waarmee een bijzin wordt ingeleid. Nevenschikkende voegwoorden staan tussen woorden, woordgroepen en deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie hebben.
Zoals wordt in verklarende zinnen gebruikt om een voorbeeld of een reeks voorbeelden in te leiden. Het is dan synoniem met bijvoorbeeld. Vaak wordt zoals in zulke zinnen gecombineerd met bijvoorbeeld, maar dat is dubbelop.
zoals conjunction Uitspraak: [ zoˈɑls ] Afbreekpatroon: zo·als 1) <als voorbeeld> Voorbeeld: 'Kleine landen in de EU, zoals Denemarken en Griekenland...' Synoniem: bijvoorbeeld 2) <als vergelijking> Voorbeelden: 'Het wordt niet meer zoals vroeger. ' , 'Zoals gewoonlijk beginnen we te laat.
In de standaardtaal gebruiken we zoals als voegwoord van vergelijking, niet gelijk. Ik doe het nog altijd zoals ik het op school geleerd heb.
Als en zoals zijn allebei correct om door middel van voorbeelden iets nader te specificeren. Als de zin met een pauze vóór het voegwoord wordt gelezen, is er een voorkeur voor zoals.
Voegwoorden van voorwaarde
Dat wat er in de ene zin gezegd wordt, is een voorwaarde voor de andere zin. Voorbeelden van voegwoorden van voorwaarde zijn: 'wanneer', 'mits', 'tenzij', 'indien' en 'als'.
Een nevenschikkend voegwoord plakt twee woorden, zinnen of bijzinnen aan elkaar. Er zijn maar een paar nevenschikkende voegwoorden: en, maar, of, dan (wel), dus en want. Een voorbeeld van een zin met een nevenschikkend voegwoord is: 'Ik ga winkelen want ik heb nieuwe broeken nodig'.
Vaak zijn de onderschikkende voegwoorden: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…
Een voegwoord vertelt je bovendien wat het verband is tussen de twee korte stukjes. Je kunt zeggen: “Sam gaat naar huis. Hij is ziek.” Met een voegwoord koppel je deze zinnen aan elkaar: “Sam gaat naar huis, want hij is ziek.” Het tweede stuk van de zin geeft de reden aan van het eerste stuk.
Soms is 'hoe' een voegwoord dat ook enige verbazing uitdrukt.
Meestal komt er geen komma voor de nevenschikkende voegwoorden en en of. Hij eet graag cornflakes, havermoutpap, boterhammen en spiegeleieren.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen.
Verschillende voorbeelden van verwijswoorden
Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons. deze, die, dit, dat, wie, wat.
Het nevenschikkend voegwoord noch wordt gebruikt in een ontkenning. Het betekent 'niet ... en ook niet ...'. Noch kan als reeksvormer gebruikt worden: het kan herhaald worden voor elk lid van de nevenschikking.
Echter is een voegwoord dat een tegenstelling aangeeft, net als het meer gebruikelijke “maar”. Je legt hiermee meer nadruk op de beperking die wordt opgelegd aan het andere deel van de zin. Aangezien het woord formeler klinkt dan “maar”, wordt “echter” meestal in geschreven taal gebruikt.
Waar, dat tot de bijwoorden behoort, fungeert wel eens als voegwoord van oorzaak of reden: Waar dos tegen Blauw-Wit in gebreke bleef, staat het niet bovenaan op de ranglijst; soms ook van omstandigheid of tegenstelling: Waar in de eerste helft van deze eeuw slechts weinig mensen aan longkanker stierven, is dit aantal ...
Het voegwoord zodat wordt gebruikt om een gevolg uit te drukken. De betekenis is 'met als gevolg dat'. Het regende de hele dag onophoudelijk, zodat de wedstrijd afgelast moest worden.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden (dit boek, dat boek). Als ze contrasterend worden gebruikt, wijst dit een persoon of zaak aan die dichtbij is, terwijl dat een persoon of zaak aanwijst die verderaf is.
“Onder wie” wordt gebruikt om aan te geven dat je het over één persoon tussen alle andere hebt. Het wordt alleen voor personen gebruikt. Bijvoorbeeld: “Alle spelers stonden opgesteld, onder wie Seedorf”. ”Waaronder” gebruik je voor een ding/zaak onder vele andere.
zoals, bijvoorbeeld, zo, een voorbeeld, dat betekent, dat komt voor bij, ter illustratie, dat houdt in, onder andere, neem nu, ter verduidelijking.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.