Ontleden is het benoemen van de elementen van een zin. Dat kan gaan om de losse woorden of om de zinsdelen.
Het verschil tussen taalkundig en redekundig ontleden is je nu waarschijnlijk wel duidelijk. Bij taalkundig ontleden geef je elk woord van de zin een aparte naam. Bij redekundig ontleden geef je elk zinsdeel een aparte naam. Een zinsdeel kan uit meerdere woorden bestaan.
Redekundig ontleden is het verdelen van de zin in zinsdelen en het benoemen ervan, bijvoorbeeld onderwerp en gezegde. Redekundig ontleden noem je ook wel zinsontleding. Je krijgt hierdoor inzicht in de structuur van een zin. Een zinsdeel kan uit een of meerdere woorden bestaan.
vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe.
Bijwoord. ▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen. Het is niet zo.
I zo afkorting zondag II zo bijwoord Uitspraak: [zo] 1) <met dit woord verwijs je naar iets of iemand uit de context> Voorbeelden: `Je moet je racket zo vasthouden. `, `Is het zo dat jullie elkaar in de trein ontmoet hebben?`, `Met zo...
Wat is ontleden? Ontleden is het benoemen van de elementen van een zin. Dat kan gaan om de losse woorden of om de zinsdelen. Er zijn twee manieren om een zin te ontleden: redekundig en taalkundig.
De plaats van niet in de zin is afhankelijk van het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. In de meeste zinnen staat niet vlak voor het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. -Bij een zinsdeel dat met een prepositie begint, staat niet vóór deze prepositie. Ik woon niet in Amsterdam.
[9] voegwoorden , bijv. als, alvorens, hoewel, nadat, of ; [10] tussenwerpsels , bijv. bah, hè, foei, ach, o .
Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap van een zelfstandig naamwoord: mooi en rood zijn bijvoorbeeld vaak bijvoeglijk gebruikt. MAAR als zo'n woord iets zegt van een andere woordsoort, dan noemen we het een bijwoord: Hij speelt mooi piano.
gisteren = bijwoord (van tijd) op = voorzetsel.
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Taalkundig ontleden is het bepalen van de woordsoort van elk woord, bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord of een werkwoord. Een woord kan een zelfstandigheid aangeven, dan is het een zelfstandig naamwoord. Als een woord een actie aangeeft, is het een werkwoord.
Deze vorm van dubbele ontkenning wordt gebruikt als een stijlfiguur om iets te benadrukken door het tegendeel te ontkennen. Dit stijlmiddel heet ook litotes.
De gebruikelijke woordvolgorde in een Nederlandse zin is: onderwerp + persoonsvorm + rest van de zin. Je hoeft niet altijd met het onderwerp te beginnen. Soms begin je met het werkwoord of met een ander deel van de zin.
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
In een zin (zonder bijzinnen) zit altijd maar één onderwerp. Het is belangrijk dat je weet dat het onderwerp uit meerdere woorden kan bestaan!
zonet = zonet bijwoordUitspraak: [zo`nɛt] net vóór dit moment Voorbeelden: `Ze kan niet ver weg zijn, ik heb haar zonet nog gezien. `, `Uw bestelling is zonet binnengekomen. `Synoniemen: zo-even...
Zowel de spelling zo niet als de spelling zoniet is correct.
Er bestaan veel bijwoorden en verschillende soorten bijwoorden, waaronder: - bijwoorden van graad: enorm, nogal, zeer, ontzettend, ... - voorzetselbijwoorden: aan, in, bij, achter, ... (alleen als het geen voorzetsel is!)