Klein Hoefblad is een overblijvend wortelonkruid dat in het najaar kiemt. Het is een algemeen voorkomend kruid in bermen, akkers, greppels en op plaatsen met kaalslag.
De bloemen worden gebruik voor salades, siroop, ei gerechten, ijs. De bladeren gaan in salades ( mits heel jong ) en worden vooral als groente gegeten. De wortel kan gesuikerd worden. Je kunt de bloemen en het blad ook gebruiken voor thee.
Groot hoefblad is het beste te bestrijden door deze vóór de bloei af te maaien. De plant zal telkens terugkomen, maar op termijn raakt de plant uitgeput.
De hele plant zit boordevol pyrrolizidine alkaloïden (PA's). Het grootste slachtoffer van deze giftige stofjes is uw lever. De giftigheid uit zich vooral in een leverziekte, die 'veno-occlusieve ziekte' wordt genoemd en onomkeerbaar is.
Voor en tijdens de bloei is de hondsdraf eetbaar als kruid. Vers sap van hondsdraf geeft een heerlijk aroma aan soepen en sla. Jonge blaadjes kan men als spinazie eten. In soepen, omelet en stamppot is het kruid lekker.
Zevenblad groeit op heel wat plekken. Je vindt de plant in beschaduwde wegbermen, heggen, tuinen, sloten akkerranden, … op vochtige voedselrijke grond.
Vooral op vochtige, voedselrijke, licht beschaduwde plekken, zoals op de aanspoelselgordels langs beken, de benedenrivieren en de Randmeren, komen massavegetaties voor met bladen tot wel een meter in doorsnee. Daarnaast groeit Groot hoefblad langs vijvers, sloten en kanalen, al dan niet tussen de stenen beschoeiing.
Groot hoefblad is een soort van vochtige of tijdelijk natte, zeer voedselrijke, zonnige of licht beschaduwde plaatsen. De soort komt in hoofdzaak voor langs waterlopen, vijvers en kanalen, op (spoor)wegbermen en in moerassige ruigten, soms in open bossen, maar steeds op vruchtbare alluviale bodems.
Niettemin moet in Vlaanderen op grond van artikel 43 en 44 van het federale KB van 19 november 1987 de bloei, de zaadvorming en het uitzaaien belet worden van vier soorten distels die voor de landbouw “schadelijk” worden geacht. Het gaat om Akkerdistel, Speerdistel, Kale Jonker en Kruldistel.
Groot hoefblad is makkelijk te herkennen aan zijn lange stengel en daarop een volle bos bladeren. Deze plant wordt ook gezien als moeilijk onkruid omdat de wortelstokken lastig te verwijderen zijn. Daarom wordt deze plant door mensen allemansverdriet genoemd.
Ze zijn ook nuttig want het zijn planten die nuttige insecten zoals bijen en vlinders aantrekken. Toch zijn sommige soorten een hardnekkig onkruid. De zaden verspreiden zich makkelijk en de plant kan hinder of schade aan gewassen veroorzaken. Daarom is het bij wet verplicht om schadelijke distels op te ruimen.
Met hun groot nectaraanbod zijn distels trekpleisters voor heel wat vlinders, bijen, kevers, hommels en zweefvliegen. Vogels worden voornamelijk aangetrokken door de voedzame zaden. Bovendien vormen distels voor heel wat insecten de waardplant: dat betekent dat ze noodzakelijk zijn voor hun voortplanting.
Er zijn veel dieren die van de distels in het algemeen profiteren. Gegeten worden ze door o.a. ezels, geiten en soms door konijnen. De olierijke zaadnootjes dienen als voedsel voor de vinkachtigen en de mezen. De putters worden ook wel distelvinken genoemd.
Alleen de bladstelen worden gegeten. Deze worden in stukken van 2 cm gesneden en met weinig water gekookt. Als de stukken geheel in vezels uit elkaar vallen is de rabarber klaar. Rabarber kan warm of koud worden gegeten.
Mammoetblad komt van oorsprong uit Brazilië en groeit daar in de vochtige bergbossen in het zuidoosten. In ons klimaat heeft deze soort 's winters bescherming nodig in de vorm van bladafdekking. Ondanks de bijnaam 'reuzenrabarber' heeft Gunnera niets met rabarber te maken, behalve dat hij er qua uiterlijk wat op lijkt.
Heermoes is te vinden op voedselrijke omgewerkte grond in akkers, bermen, grasland, langs spoorwegen en in tuinen. Soms vind je de soort ook in loofbossen.
De oplossing is niet zo moeilijk. Leer hoe onkruid er uit ziet en de rest van de planten is dan geen onkruid. Bij twijfel kan je het beste wachten tot de plant groot genoeg is of gaat bloeien. Een volgroeide plant is vaak beter te herkennen en is het onkruid dan kan het alsnog gewied worden.
Een plant sterker dan onkruid onttrekt het zonlicht aan de bodem van je tuin. Ons advies: denk eens aan de Geranium Macroorhizum (Ooievaarsbek). Dit is de ideale bodembedekker tegen zevenblad.
Knopige ooievaarsbek (Geranium nodosum)
Deze ooievaarsbek-soort, Geranium nodosum, heeft roze bloemen en kan op een lager niveau de strijd aangaan met zevenblad. Het plantje verspreidt zich namelijk sterk via zijn stevige wortelstokken, waardoor hij het zevenblad verdringt.
Eigenschappen van de brandnetel
Zuivering van bloed en lymfesysteem. Ontsteking werend en pijnstillend.
Distels zijn erg goed voor je paard en bevatten onder andere vitamine B1. Paarden eten ook graag net gemaaide brandnetels. Soms wachten ze nog even een paar uur, maar liever beginnen ze er meteen aan. Brandnetels bevatten diverse belangrijke voedingsstoffen, waaronder vitamine C, calcium, ijzer, zwavel en silicium.
Als er ergens veel brandnetels groeien, zegt dat wat over de grond – zoals elke plant die 't ergens goed doet. Doordat er tegenwoordig meer stikstof neerslaat, kan ook de brandnetel uitbundig groeien. Die houdt daarvan. Hij groeit zowel in de zon als de schaduw, in grasland en bos.
De mariadistel is een statige plant, tot anderhalve meter hoog, met stevig, leerachtig groen-glanzend blad met een witte tekening. Het is een éénjarige plant, die dus elk jaar opnieuw moet gezaaid worden.
En aan het rijmpje: 'Distels breken is distels kweken, distels maaien is distels zaaien, distels trekken is distels stekken'. Onuitroeibaar dus, zoals iedere boer weet. Zodra hij de grond waarop distels groeien ploegt, worden de wortels in stukken gesneden en groeit elk stukje wortel weer uit tot een nieuwe plant.
Snoeien kogeldistel
Na de eerste bloei in augustus de Kogeldistel in zijn geheel terugsnoeien. De plant kan dan opnieuw uitlopen medio september/oktober en zal opnieuw gaan bloeien. Na de tweede bloei de Kogeldistel wederom in zijn geheel terugsnoeien.