De meeste mensen spuiten insuline onderhuids (ofwel subcutaan) in het bovenbeen of in de buik, soms in een bil of de bovenarm.
Insuline wordt meestal geïnjecteerd in het vet net onder de huid, wat een subcutane injectie wordt genoemd [1,4]. Injecteren onder de huid wordt beschouwd als gemakkelijker en handiger dan andere injectiemethoden, zoals intraveneus (in een ader) of intramusculair (in een spier).
Het afgiftedoel voor insuline is het subcutane (SC) weefsel. Intramusculaire (IM) insuline-injectie versnelt en verhoogt de insuline-absorptie en glucoseverlagende activiteit, die sterk worden beïnvloed door de oefening van de injectieplaats.
Bovenarmen als injectieplaatsen: injecties in de bovenarmen mogen alleen worden uitgevoerd na training door uw professionele zorgverlener. De reden hiervoor is een hoger risico van injecteren in de spier aangezien het onderhuidse vetweefsel gewoonlijk dun is en de injectieplaatsen niet gemakkelijk bereikbaar zijn.
Het spuiten van insuline gaat met een heel dun naaldje. De speciale spuit voor insuline heet een insulinepen. Je spuit insuline vlak onder de huid. Zo komt het langzaam in het bloed.
De meeste mensen spuiten insuline onderhuids (ofwel subcutaan) in het bovenbeen of in de buik, soms in een bil of de bovenarm.
insuline, gewoon hoort bij de groep insulinen.
Een kortwerkende insuline verlaagt de hoeveelheid bloedsuiker al na 10 tot 30 minuten; de werking houdt 2 tot 8 uur aan. De middellange soorten werken na 1 tot 2 uur en de werking houdt 16-24 uur aan. Langwerkend insuline heeft bij gebruik volgens voorschrift een continue werking over de hele dag.
op de injectieplek mogen geen littekens of zwangerschapsstrepen zitten. als u op korte termijn geopereerd wordt aan uw buik of bovenbeen, mag u op deze plek niet injecteren. u kunt geen injectie plaatsen op plaatsen waar u een vochtophoping (oedeem), trombose, verlammingsverschijnselen of zichtbare bloedvaten heeft.
De buik is een goede plek om te spuiten. Als er in de buik wordt gespoten, is het verstandig om dit in een huidplooi te doen. Rond de navel moet niet worden gespoten omdat in dit gebied vrij veel zenuwen en bloedvaten lopen, waardoor het injecteren pijnlijker kan zijn. Houd altijd 3 vingers afstand rond de navel.
Insuline wordt via de huid in het vetweefsel, de subcutane laag, geïnjecteerd. Het mag niet in de spier of direct in het bloed terechtkomen, omdat dit de snelheid verandert waarmee de insuline wordt opgenomen en werkt . De opname van insuline varieert afhankelijk van waar in het lichaam het wordt geïnjecteerd.
Algemene richtlijnen ten aanzien van het subcutaan insuline injecteren: Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied.
Een aantal intramusculaire injecties, zoals vitamine B12, kan in veel gevallen ook (diep) subcutaan worden toegediend (zie protocol 'subcutane injectie'). Echter: subcutane vaccinatie is vaak minder immunogeen. Daarom heeft intramusculaire vaccinatie de voorkeur.
Je hoeft geen huidplooi te pakken, behalve als je heel mager bent. Injecteer de insuline in het onderhuidse vet, dat is de vetlaag net onder de huid. Als je te diep injecteert, kan de insuline in de spieren komen.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Het toedienen van insuline in de armen heeft niet de voorkeur. Bij gebruik van humane insuline, blijft het advies gehandhaafd: kortwerkende insuline in de buik en langwerkende in de benen of billen. Bovenbeen (dijbeen) • Geeft langzame opname van de insuline. Spuit in de bovenkant of de buitenkant van het bovenbeen.
Als je tijdens het injecteren de in olie opgeloste groeibevorderaar per ongeluk in een ader spuit, loop je het risico op een longembolie; een gedeelte van je longen kan afsterven of nog erger. Een embolie is een verstopping van een bloedvat door een bloedprop, lucht of een stukje weefsel.
Een subcutane injectie is een injectie die wordt gegeven in het vetweefsel dat zich net onder de huid bevindt. Dit type injectie wordt gebruikt wanneer de medicatie langzaam in de bloedbaan moet worden geabsorbeerd.
2 staat voor: elke 2 uur uw glucose meten en zo nodig bijspuiten met kortwerkende insuline. 4 staat voor: bij glucosewaarden tussen 15 – 20: 4 eh snelwerkende insuline bijspuiten. 6 staat voor: bij glucosewaarden boven 20: 6 eh snelwerkende insuline bijspuiten.
Te weinig insuline nemen verhoogt het risico op een hoge bloedsuikerspiegel (hyperglykemie) en langetermijncomplicaties van diabetes. Als u vergeet uw dosis langwerkende insuline in te nemen, maar u zich dat binnen 2 uur herinnert, is het meestal oké om uw gebruikelijke dosis in te nemen zodra u eraan denkt.
Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
Wij raden u aan uw insuline aan te passen met behulp van de '3-dagen'-regel. De '3-dagen'-regel kan u helpen uw bloedsuikerspiegel te reguleren . Als uw bloedsuikerspiegel drie dagen achtereen boven of onder de streefwaarden ligt, pas dan uw insuline aan met behulp van de grafieken op de pagina's op de keerzijde. bereik gedurende drie dagen achtereen.
Glucose neemt veel water op, waardoor er bij het urineren meer vochtverlies optreedt dan normaal. Om te voorkomen dat je uitdroogt, geeft je lichaam een signaal: je voelt je dorstig en hebt een droge mond. Daardoor drink je meer, plas je meer, en verlies je opnieuw veel vocht.
De alvleesklier (pancreas) is een orgaan in de buurt van de maag. De alvleesklier maakt onder andere insuline aan. Daarnaast maakt de alvleesklier glucagon en spijsverteringssappen.