Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
In van jou komt er geen w achter jou. De bezitsrelatie wordt hier uitgedrukt door het voorzetsel van. Alleen als jouw in z'n eentje bezit aanduidt, is de w juist. Dus: 'Het boek is echt van jou' is goed naast 'Dat is echt jouw boek' en bijvoorbeeld 'Het boek is echt van jouw zus' ('van de zus van jou').
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Je gebruikt de vormen als volgt: Jij – onderwerp van de zin: Jij komt uit Deventer.Waar kom jij vandaan?Jou – lijdend en meewerkend voorwerp en na een voorzetsel: Ik heb jou gisteren op de markt gezien.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
Afhankelijk van de persoon met wie je praat, hebben we twee vormen van het enkelvoud 'you': je – jij, en u. U wordt gebruikt als een beleefde vorm voor oppervlakkige kennissen, vreemden, superieuren en in het algemeen voor personen die een generatie ouder zijn . Sommige voornaamwoorden hebben een nadruk- of beklemtoonde vorm, evenals een niet-beklemtoonde vorm.
Het woord jou gebruik je dus om te verwijzen naar een persoon. Bijvoorbeeld: 'Ik heb jou gisteren opgehaald' of 'Mijn moeder zag jou door de stad lopen'. Het woord 'jouw' wordt dus gebruikt om bezit aan te duiden.
In gesproken taal wordt vaak als gebruikt in plaats van dan. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in geschreven taal. Hij is ouder dan ik. Ze is veel energieker dan ik.
De correcte vorm is bij jou thuis. Thuis is in deze constructie een bijwoord van plaats dat bij jou nader bepaalt: 'niet bij jou op het werk of bij jou op school, maar bij jou thuis'.
Behalve jij is correct als er een band is met het onderwerp van de zin. In de volgende voorbeelden verbindt behalve het persoonlijk voornaamwoord jij met het onderwerp. Behalve jou is correct als er een band is met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
Volgens de grammatica gebruik je na een vergrotende trap (bijvoorbeeld: beter, groter, meer) het woordje 'dan'. Zij doet het beter dan haar broer.
Goed is: 'Ik lust graag kastanjes, in tegenstelling tot jij'. Ik lust graag kastanjes, in tegenstelling tot (het feit dat) jij (geen kastanjes lust).
Jouw is een bezittelijk voornaamwoord dat altijd wordt gebruikt om aan te geven dat iets van iemand is. Jou is een persoonlijk voornaamwoord dat meestal geen bezitsrelatie uitdrukt. Het kan bijvoorbeeld een meewerkend of lijdend voorwerp zijn en wordt ook vaak gebruikt na een voorzetsel.
Your is een bijvoeglijk naamwoord dat betekent "betrekking hebbend op of behorend tot u." Yours is een voornaamwoord dat betekent "dat wat van u is." Yours wordt ook gebruikt in brieven als afsluiting. Your wordt minder vaak gebruikt als afsluiting in brieven. Hieronder staan enkele voorbeelden van hoe elk wordt gebruikt.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is wij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is ons correct.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking. Bij ik en mij is die voorkeur het sterkst. Sara, Piet en ik doen niet mee aan de wedstrijd. Die cadeautjes zijn voor jou en mij.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
Achter van jou schrijf je geen 'w' (dus niet 'van jouw'), omdat je met 'van' al het bezit uitdrukt. Jouw en van jou betekenen dus hetzelfde: Jouw boek = het boek van jou. Jouw training = de training van jou.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is zij de correcte vorm. Als het om een lijdend voorwerp gaat, is hen correct. Als het om een meewerkend voorwerp gaat, is hun (of aan hen) correct.
Nogmaals: jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Als jullie op het feest komen, staat de jarige al drankjes uit te delen aan de bar. Je geeft haar jullie cadeautje en ze zegt: Dat is echt lief van jou!
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze. De niet-onderwerpsvormen (ook wel voorwerpsvormen genoemd) zijn mij/me, jou/je, hem, haar, het, ons, jullie en hen/hun.
De eerste twee vormen, genderneutraal meervoud 'zij' en 'ze' ('zij'), hebben dezelfde vorm als de vrouwelijke voornaamwoorden 'zij' en 'ze' ('zij') . Dit verhult uw poging tot genderneutraal spreken. Het kan klinken alsof u altijd alleen maar over vrouwen praat.
'jouw' also stresses the person you ask for her or his name, and again it is informal.