Tekort, aaneengeschreven, is een zelfstandig naamwoord met als betekenis 'hoeveelheid die ontbreekt, nadelig saldo'. U kunt er een lidwoord voor zetten: een tekort, het tekort. Het tegengestelde van het tekort is het teveel. Er is ook een groot tekort aan huisartsen.
Als het een zelfstandig naamwoord is, schrijf je: tekort. Je herkent die gevallen aan het lidwoord dat er dan voor staat: Het tekort is opgelopen tot tien miljoen. Maar staat te voor het bijvoeglijk naamwoord kort dan schrijf je een spatie.
Een tekort is een gebrek aan een bepaald goed. Het kan meer specifiek gaan over: Begrotingstekort, wanneer de overheidsuitgaven groter zijn dan de -inkomsten. Deficiëntie (medisch), een tekort aan een bepaalde stof in het lichaam.
Juist is: 'Die heeft te veel gegeten. ' Als te veel 'meer dan nodig' betekent, staat er een spatie tussen te en veel. Als het teveel 'het overschot' betekent, is het wél één woord.
Het werkwoord tekortschieten wordt in één woord geschreven.
Ook de vervoegde vormen schrijven we in één woord, tenzij de delen (tekort en schieten) gescheiden worden door andere woorden (bijvoorbeeld: dat ik tekort ben geschoten), of de volgorde ervan gewisseld is (bijvoorbeeld: ik schoot tekort).
Het werkwoord tekortdoen wordt in één woord geschreven.
Ook de vervoegde vormen schrijven we in één woord, tenzij de delen (tekort en doen) gescheiden worden door andere woorden (bijvoorbeeld: dat ik tekort heb gedaan), of de volgorde ervan gewisseld is (bijvoorbeeld: ik deed tekort).
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan. Een makkelijke regel zonder uitzonderingen.
De correcte spelling is zo nodig, in twee woorden.
Alhoewel die krapte alle sectoren raakt, springt een aantal sectoren er in het bijzonder uit en dan gaat het onder andere om de zorg en hulpverlening, de horeca, hoveniersbedrijven, de kinderopvang, de techniek en de transportsector (inclusief op- en overslag).
Tekort, aaneengeschreven, is een zelfstandig naamwoord met als betekenis 'hoeveelheid die ontbreekt, nadelig saldo'. U kunt er een lidwoord voor zetten: een tekort, het tekort. Het tegengestelde van het tekort is het teveel. Er is ook een groot tekort aan huisartsen.
Wanneer is tenslotte juist en wanneer ten slotte? Ten slotte is juist als 'tot slot' bedoeld is. Tenslotte (zonder spatie) heeft de betekenis 'per slot van rekening'. Tenslotte is juist als 'welbeschouwd, per slot van rekening, immers' bedoeld is.
Zo lang wordt in twee woorden geschreven als de mate waarin iets lang is, uitgedrukt wordt. Als bijwoord van tijd ('ondertussen') en als voegwoord ('gedurende de tijd dat') wordt zolang aan elkaar geschreven.
Nodig zijn is in de standaardtaal alleen correct zonder lijdend voorwerp in de zin ('Er is iets nodig'). Je kunt dus wel zeggen: 'Nieuwe kleren zijn hard nodig! ', 'Er is een schroevendraaier nodig' en 'Wat is voor jou nu nodig? ' Zodra er een lijdend voorwerp in de zin staat, is alleen nodig hebben juist.
In tegoed hebben en tegoed houden betekent tegoed 'nog te verwachten, op te eisen, te vorderen'. Volgens de officiële spelling is tegoed hebben en tegoed houden juist. Officieel is het dus: Mijn zus heeft nog tien euro van me tegoed.
Ja, deze zin is correct. Wanneer nodig is een ellips van wanneer dat nodig is. Deze elliptische stijl kan in de meeste tekstsoorten gebruikt worden.
In andere zinnen weet u dat het om het voornaamwoordelijk bijwoord waarin gaat, als u van het gedeelte dat met waarin begint, een aparte zin met daarin kunt maken. In die zin kan daarin worden vervangen door in + het naamwoord waar het op slaat. In andere gevallen schrijven we waar in in twee woorden.
In de regel worden de delen van het voornaamwoordelijk bijwoord aaneengeschreven, behalve als het de bijwoorden ergens, nergens en overal betreft: ernaartoe, daarnaartoe, hiernaartoe, waarnaartoe, ergens naartoe, nergens naartoe, overal naartoe.
Het is 'ertegenaan lopen', dus: 'Ik ben er zomaar tegenaan gelopen.
Als meeste naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we meesten. Meeste is zelfstandig gebruikt als er niet meteen een zelfstandig naamwoord op volgt en meeste ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd.
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
Je hemoglobine verhogen kan door het eten van voedsel waar veel ijzer, vitamine B12 of foliumzuur in zit of via een medische ingreep. Overleg dit met je huisarts.