Gij hadt wordt nog steeds als juist gezien. De regel is dat de persoonsvorm na gij/ge altijd op een t eindigt – niet alleen in de tegenwoordige tijd (gij wordt, roept ge), maar bij sterke werkwoorden ook in de verleden tijd. Bijvoorbeeld: Ge hadt hun verbazing eens moeten zien!
Voor de meeste Nederlanders zijn gij-vormen archaïsch. Ze kennen ze vooral uit de Bijbel, waarin de bewuste vormen altijd een -t hadden: gij hadt, gij werdt, gij vondt.
Werkwoord. Ik had. Jij had. Hij, zij, het had.
Ik heb verwijst naar een handeling in het verleden, die is afgelopen (vtt). Er brandden geen kaarsen, dus heb ik de taart meteen aangesneden. Ik had verwijst naar een handeling die plaatsvond vóór een andere handeling in het verleden (vvt).
Je gebruikt de past perfect (had + voltooid deelwoord) wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Re: heb, had of en en was
- "ik had" verwijst naar een handeling die plaatsvond vóór een andere handeling in het verleden. Bv. Ik heb je gezegd dat je thuis moet blijven, maar toch ga je (nu) weg. Ik had je gezegd dat je thuis moest blijven, maar toch ging je (gisteren) weg.
Zou u is de gewone vorm.Zoudt u is een correcte, maar erg formele en verouderde vorm. Het is aan te bevelen om in plaats van zoudt u de neutrale vorm zou u te gebruiken.
Dat betekent dat het werkwoord had een hulpwerkwoord is. Zo'n hulpwerkwoord kun je wegstrepen. Je maakt daarna een nieuwe zin met de overgebleven woorden.
Vervoeging: ik verhuis, jij verhuist, hij verhuist, wij verhuizen. ik verhuisde, wij verhuisden. ik ben verhuisd.
Verhuist is goed in bijvoorbeeld 'Volgende maand verhuist Katrien naar Norg. ' In 'Katrien is verhuisd naar Norg' is verhuisd goed. Verhuisd is een voltooid deelwoord. In dat voltooid deelwoord komt de d terug van de verleden tijd verhuisde.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Voor de spelling is het belangrijk om te weten dat ook deze werkwoorden in de verleden tijd slechts één vorm hebben voor enkelvoud en één voor meervoud. Het is 'hij vond' (en niet 'hij vondt). Hierop is één uitzondering, maar die is al behoorlijk aan het uitsterven: de gij-vorm heeft wel een toegevoegde t.
Juist is voor hetzelfde geld, zonder t. Het gaat hierin niet om de werkwoordsvorm geldt, maar om het zelfstandig naamwoord (het) geld. Voor hetzelfde geld betekent letterlijk 'voor dezelfde prijs, tegen dezelfde kosten', zoals in 'Voor hetzelfde geld koop je bij een tweedehandswinkel een veel mooiere jas.
't Kofschip
Bepaal eerst de stam van het werkwoord (dit is het hele werkwoord zonder de uitgang -en), in dit geval dus 'lunch'. Eindigt deze (of strikt genomen: de klank hiervan) op een van de medeklinkers die voorkomen in 't kofschip (t, k, f, s, ch, of p)? Dan schrijf je verleden tijd en voltooid deelwoord met een t.