In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals groter, jonger, beter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Kort samengevat:
Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als. Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk in zinnen met een meewerkend voorwerp.
Correct is: Het tekort is groter dan vorig jaar. Groter als komt ook vaak voor, zeker in gesproken taal, maar in verzorgde spreek- en schrijftaal is dat gebruik niet aan te raden.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Is het een zin met een vergrotende trap zoals groter, beter, kleiner, meer of zwaarder? Dan is het dan. Ik ben groter dan jij.
In verzorgde schrijftaal is dan de aan te bevelen vorm na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e). Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde.
Wanneer gebruik je dan en wanneer als? Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
(2) Dat was meer dan waarop ik had gerekend. Vaak wordt hier als gebruikt in plaats van dan, zeker in de spreektaal. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in de schrijftaal. Als er bij een vergelijking een gelijkheid geconstateerd wordt, is als correct.
Jij is de onderwerpsvorm van de tweede persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Jou is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
De juiste spelling is: Ik heb jou jouw auto zien parkeren. Jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord.
De regel voor het gebruik van hun of zij is als volgt: Je gebruikt zij als het in de zin de persoonsvorm is. Je gebruikt hun als het in de zin het meewerkend voorwerp is. Zij gaan morgen met het hele team naar een restaurant.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
De regel voor als of dan. Dit is de regel: De stellende trap krijgt altijd als. De vergrotende trap krijgt altijd dan.
In sommige gevallen is zowel wij als ons mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is wij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is ons correct.
Nee, hun als onderwerp (hun zijn, hun doen, hun zeggen, hun hebben, enz.) geldt nog steeds als een flinke taalfout. Veel mensen vinden een zin als 'Hun hebben dat gedaan' een ernstige en lelijke fout, niet alleen in de schrijftaal, maar ook in de spreektaal. 'Zij hebben dat gedaan' is wél juist.
Het verschil is dat je bij het woordje 'dan' een verschil aanduidt. Iets of iemand is 'groter' of 'anders dan'. Bij het woord 'als' maak je een vergelijking en is er dus een overeenkomst.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Met als en wanneer kan zowel een tijdsmoment ('op het moment dat' of 'iedere keer dat') als een voorwaarde ('indien') worden uitgedrukt. Er is een stijlverschil: als is het vlotst, wanneer is wat formeler en schrijftaliger.
Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk. De collega's hebben me (mij) uitgenodigd.
Me gebruik je om naar jezelf te verwijzen
Voorbeeld: Ze hebben me uitgenodigd voor het sollicitatiegesprek. Me geeft hier aan wie uitgenodigd is, namelijk degene die aan het woord is. In plaats van me kun je ook kiezen voor mij.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Voorbeelden: me broer, me fiets, me taalfout. Dat moet zijn: mijn broer, mijn fiets, mijn taalfout. Tip: vervang me door mij.