Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden en zal in vergelijking met 'dit' verwijzen naar iets of iemand verder weg. Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en naar alle meervoudige woorden.
Toelichting. Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
Volgens Jan Renkema is de keuze tussen de betrekkelijke voornaamwoorden 'dat' en 'wat' afhankelijk van de bepaaldheid van het zelfstandig naamwoord. Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord.Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'.
Toelichting. Een betrekkelijk voornaamwoord komt in de regel overeen met zijn antecedent: het woord of de woordgroep waarop het betrekking heeft. Dat verwijst naar het-woorden: het huis dat, het meisje dat. Die verwijst naar de-woorden en naar meervoudsvormen: de woning die, de meisjes die.
schrijf liever: De auto, die ik gisteren gekocht heb, rijdt op diesel.
Juist zijn dus bijvoorbeeld: Ben je op zoek naar een bedrijf dat precies snapt wat jij zoekt? Het plan is ingediend door de directeur. Die hoopt daarmee meer draagvlak te creëren voor de reorganisatie.
Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord).Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
De dag dat, de dag waarop en de dag toen zijn alle drie correcte formuleringen. Als er op de combinatie van de/het (of die/dat) en een zelfstandig naamwoord zoals dag, uur, maand, periode of jaar een bijzin volgt, kan die worden ingeleid door dat, maar ook door waarop of waarin, of door toen of wanneer.
Het, hij, 'm, ze
Een alternatief voor deze/die en dit/dat is een persoonlijk voornaamwoord: bijvoorbeeld hem ('m), het of ze. Vaak klinken zinnen met een persoonlijk voornaamwoord het natuurlijkst (al is dat uiteraard een smaakkwestie). We hebben de broek niet in uw maat, maar we kunnen die/deze wel bestellen.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd.
Is het de of het raam
In de Nederlandse taal gebruiken wij het raam.
'Dat is mijn fiets' is juist. Je kunt in zo'n zin met dat naar een fiets verwijzen, ook al is fiets een de-woord. Fiets is een de-woord. Je spreekt daarom van de fiets, deze fiets en die fiets.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden (dit boek, dat boek). Als ze contrasterend worden gebruikt, wijst dit een persoon of zaak aan die dichtbij is, terwijl dat een persoon of zaak aanwijst die verderaf is. Dit kastje verven we wit, dat bankje verven we blauw.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Organisatie-mnemonics stellen studenten in staat om informatie op een memorabele manier te organiseren. De verschillende typen organisatie-mnemonics omvatten de methode van loci, de peg-word-methode, acroniemen en initialismen, en acrostichons.
Nogmaals: jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Als jullie op het feest komen, staat de jarige al drankjes uit te delen aan de bar. Je geeft haar jullie cadeautje en ze zegt: Dat is echt lief van jou!
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
De stam is krab. De laatste letter is b. Deze letter staat niet in 't kofschip. Daarom schrijf je krabde.
Het team (onzijdig)
Het-woorden, zoals team, bedrijf en koor, zijn onzijdig. Als je ernaar terugverwijst gebruik je het of zijn.
Het betrekkelijk voornaamwoord dat gebruik je om naar het-woorden (concrete zelfstandige naamwoorden) te verwijzen: het boek dat/wat, een cadeau dat, beleid dat, een ding dat. Wat geldt hier als minder juist, in elk geval in schriftelijk taalgebruik.
Als u het modem zegt, zegt u ook dit/dat modem, elk modem, ons modem en krijgt een bijvoeglijk naamwoord geen buigings-e na bijvoorbeeld een en elk: een snel modem, elk snel modem, snel modem.