Het antwoord is: het werk.
Die werk is dus fout.
Is het de of het week? Week heeft meerdere betekenissen, maar mocht er een lidwoord mogelijk zijn bij de juiste variant van dit woord, spreek je altijd van “de week”. Je kunt “het week” niet correct gebruiken in een zin.
Het antwoord is: het jaar.
Is het de of het maand
In de Nederlandse taal gebruiken wij de maand.
Is het de of het dag? Een dag (dus niet de groet) maar het tegenovergestelde van nacht (of de andere betekenissen van het woord) hebben allemaal hetzelfde lidwoord, en dat is “de”. “Het dag” kun je beter niet gebruiken.
Is het de of het school
In de Nederlandse taal gebruiken wij de school.
Factuur is een vrouwelijk de-woord. Een bijvoeglijk naamwoord bij factuur krijgt altijd een buigings-e: de onbetaalde factuur, een onbetaalde factuur, onbetaalde factuur. Stuur de factuur maar naar mijn huisbaas.
Is het de of het einde
In de Nederlandse taal gebruiken wij het einde.
Is het de of het begin
In de Nederlandse taal gebruiken wij het begin.
Bij een tijdsruimte hoort in de regel het voorzetsel 'in'. In drie jaar is de motor vijf keer geblokkeerd. Drie keer in de week gaat ze sporten. In het begin had ze veel last van blessures.
Bij veel straatnamen die iets relatief ruims of breeds aanduiden, zoals een weg, een laan, een kade, een gracht, een singel of een plein, zijn op en aan mogelijk, maar aan is het gewoonst: Ze woont aan de Boslaan. Dat is aan de Witte Singel. Het bedrijf is gevestigd aan de Voorschoterweg.
Is het de of het mail
In de Nederlandse taal gebruiken wij de mail.
In de Nederlandse taal gebruiken wij de vacature.
In de Nederlandse taal gebruiken wij het rekeningnummer.
Het antwoord is: het huis.
Namen van steden, gemeenten, landen, regio's en werelddelen zijn doorgaans onzijdig: als we een lidwoord toevoegen, gebruiken we het onzijdige lidwoord het, bijvoorbeeld in het Frankrijk van na de oorlog. Om naar onzijdige woorden te verwijzen, gebruiken we het bezittelijk voornaamwoord zijn.
Is het de of het middel
In de Nederlandse taal gebruiken wij het middel.
Het antwoord is: het verslag.
Is het de of het tijdstip
In de Nederlandse taal gebruiken wij het tijdstip.
Vandaag de dag en vandaag aan de dag zijn allebei juist, maar vandaag de dag is het gebruikelijkst. Vandaag aan de dag is zelfs sterk verouderd. Vandaag de dag wordt meestal gebruikt in de betekenis 'tegenwoordig': 'Vandaag de dag zijn veel mensen bezig met gezonder eten.
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
Juist is: 'Die heeft te veel gegeten. ' Als te veel 'meer dan nodig' betekent, staat er een spatie tussen te en veel. Als het teveel 'het overschot' betekent, is het wél één woord.
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.