In verzorgde schrijftaal is dan de aan te bevelen vorm na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e). Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde.
In het Nederlands lijkt het erop dat we twee opties hebben: zowel 'beter als' als 'beter dan' komen in de spreektaal veel voor. Maar toch wordt maar één van deze vormen als 'correct' gezien, en dat is 'beter dan'.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
Kort samengevat: Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als.Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
Juist is: 'beter dan ik'. Het is een verkotring van: 'hij zingt beter dan ik zing'. Bij vergelijkingen met 'als' gebeurt hetzelfde: hij zingt net zo goed als ik (zing).
In geschreven Engels, met name in een formeel document zoals een zakelijke brief of een schoolopdracht, geloven de meeste moedertaalsprekers dat de subjectpronomina I, he, she, we en they correct zijn na than. Daarom is het veiliger om " beter dan I" te gebruiken als u opgeleid en correct wilt klinken.
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
'We kunnen iemand als jij goed gebruiken' geldt als de juiste vorm. In iemand als jij, een man zoals hij, een minister als zij, mensen als wij, mensen zoals jij en ik, enz. is volgens de taalnorm telkens alleen de onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord juist.
Als je het volledig zou uitschrijven, zeg je: 'Hij is groter dan ik ben' of 'Zij werkt harder dan ik werk'. Veel mensen zeggen 'dan mij', vooral in de spreektaal, maar grammaticaal klopt dit niet. 'Mij' is een voorwerpsvorm en hoort dus niet thuis in een vergelijking die betrekking heeft op het onderwerp van de zin.
Volgens de grammatica gebruik je na een vergrotende trap (bijvoorbeeld: beter, groter, meer) het woordje 'dan'. Zij doet het beter dan haar broer.
In verzorgde schrijftaal is dan de aan te bevelen vorm na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e). Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Hoewel het waar is dat u in de bovenstaande voorbeelden "then" of "and then" kunt gebruiken, moet u "and" gebruiken als u de komma niet gebruikt. Bijvoorbeeld: CORRECT: "Het artikel werd bewerkt en vervolgens gepubliceerd." CORRECT: "Het artikel werd bewerkt en vervolgens gepubliceerd." INCORRECT: "Het artikel werd bewerkt en vervolgens gepubliceerd."
Dat wil zeggen dat zij de ander als beter dan jou beschouwen .
Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
Het woord 'als' gebruik je als je een vergelijking wil maken tussen twee zaken die een overeenkomst hebben. Meestal gebruik je in dit soort zinnen de woorden 'even', 'zo' of 'hetzelfde/dezelfde'. We eten vandaag hetzelfde als gisteren. Ze is even oud als mijn zoontje.
In sommige gevallen is zowel ik als mij mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
De regel is om "ik" te gebruiken wanneer je onderwerpen vergelijkt en "mij" wanneer je objecten vergelijkt. Dus: Zij is slimmer dan ik (= dan ik ben) Hij gaf meer aan haar dan aan mij (= dan hij aan mij gaf)
Dus onthoud: als je iemand direct aanspreekt, gebruik je 'kun'.Praat je over jezelf of iemand anders, dan gebruik je 'kan'.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Iemand leuk vinden heeft te maken met fysieke aantrekkingskracht. Als iemand jou leuk vindt, gaat dat niet verder dan je fysieke verschijning. Ze worden aangetrokken door de kleuren van je ogen of je lichaam. Maar liefde gaat verder dan fysieke aantrekkingskracht; iemand die van jou houdt, wordt ook aangetrokken door je ziel.
Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord).Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
De stellende trap krijgt altijd als. De vergrotende trap krijgt altijd dan. Piet is beter dan Jan. Hardlopen is even goed als wandelen.
Naast 'je kunt' komt ook 'je kan' voor. Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.