Het EVRM dat in 1950 door de Raad van Europa is ondertekend, is een internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in Europa. Alle 46 landen die de Raad van Europa vormen zijn partij bij het verdrag, hiervan zijn er 27 lid van de EU.
Het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (“het Verdrag”) is een internationaal verdrag dat uitsluitend kan worden ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa.
primair recht: de verdragen van de Europese Unie. secundair recht: verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen; daarnaast kan de EU ook internationale verdragen sluiten. uitspraken van het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie.
Hoewel alle EU-lidstaten partij bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) zijn, is de Europese Unie dat nog niet. Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in Straatsburg is dan ook niet bevoegd om na te gaan of EU-handelingen en -bepalingen overeenstemmen met het EVRM.
Hoewel het EU-recht kan worden beschouwd als een specifieke vorm van internationaal recht, heeft het belangrijkste EU-recht enkele bijzondere kenmerken die het internationaal recht over het algemeen niet heeft.
EU-recht is dus een tak van het internationale recht . De uiteindelijke bevoegdheid om verdragen te wijzigen of uit het verdragssysteem te stappen, hoewel enigszins gereguleerd in de artikelen 48 en 50 VEU, berust nog steeds bij de lidstaten, een kenmerkend kenmerk van de verdragsbasis en de verankering ervan in de internationale rechtsorde.
Alle 46 lidstaten van de Raad van Europa, waaronder de 27 EU-landen, zijn al gebonden aan het Verdrag. De EU zelf is dat echter niet . Dit betekent dat de acties van de EU-instellingen, agentschappen en andere organen momenteel niet kunnen worden aangevochten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Het EVRM, waartoe alle lidstaten zijn toegetreden, is het belangrijkste instrument ter bescherming van de grondrechten in Europa.
In Nederland, België en Frankrijk heeft het verdrag directe werking: de desbetreffende rechterlijke macht moet alle wetgeving en bestuur direct aan het EVRM toetsen (Art. 94 Grondwet, NL; Art. 34 Grondwet en het Smeerkaasarrest, BE; Art.
Strikt genomen bestaat het EU-recht uit de oprichtingsverdragen (primaire wetgeving) en de rechtshandelingen die de Europese instellingen aannemen en die de EU in staat stellen haar bevoegdheden uit te oefenen (secundaire wetgeving: verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen).
In het VEU staan de belangrijkste waarden en doelstellingen van de Euro- pese Unie en de lidstaten.In het VWEU staan de bevoegdheden van de Europese Unie. Ook de vier vrijheden worden hierin genoemd. De laatste aanpassing heeft plaatsgevonden met het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden.
Richtlijnen zijn gericht tot de lidstaten.Dit in tegenstelling tot verordeningen, die zijn gericht tot eenieder. Een richtlijn heeft voornamelijk tot doel uiteenlopende wetgevingen op elkaar af te stemmen (harmonisatie). Een besluit is verbindend in al zijn onderdelen.
Elke EU-burger geniet dezelfde grondrechten, gebaseerd op de waarden van gelijkheid, non-discriminatie, inclusie, menselijke waardigheid, vrijheid en democratie. Deze waarden, vastgelegd in de EU-Verdragen en het Handvest van de grondrechten, worden door onze rechtsstaat bevestigd en beschermd.
Interna- tionaal recht wordt ook wel volkenrecht genoemd.
European Convention on Human Rights.
Het EVRM dat in 1950 door de Raad van Europa is ondertekend, is een internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in Europa. Alle 46 landen die de Raad van Europa vormen zijn partij bij het verdrag, hiervan zijn er 27 lid van de EU.
Grondrechten zijn ook te vinden in internationale verdragen. Nederland heeft belangrijke verdragen ondertekend. Een voorbeeld is het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De grondrechten perken de macht van de overheid dus sterk in.
Nederland is als verdrags- staat gebonden om de EVRM-bepalingen na te leven. Deze gebondenheid bestaat ongeacht het systeem van doorwer- king.
Juridische onmogelijkheid om toe te treden onder het Verdrag van Maastricht
'een substantiële wijziging van het huidige communautaire stelsel voor de bescherming van de rechten van de mens met zich meebrengen ', en daarom de toetreding van de EU tot het EVRM juridisch onmogelijk achten.
Alle lidstaten van de Raad van Europa hebben het verdrag ondertekend. Het EVRM is dus geen verdrag van de Europese Unie. Het gegeven dat alle EU-lidstaten wel zijn aangesloten bij het verdrag heeft te maken met het feit dat deze landen alle lid zijn van beide organisaties: zowel de EU als de Raad van Europa.
46 landen zijn ondertekenaar van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat zijn alle landen in Europa, met uitzondering van Wit-Rusland en de Russische Federatie , die sinds 16 september 2022 geen partij meer zijn bij het Europees Verdrag.
Internationaal recht richt zich immers op de verhouding tussen staten, nationaal recht op de verhouding tussen staat en burger. Wanneer een internationaal verdrag of besluit toch de burger wil bereiken, zal dat in principe dus steeds in nationale wetten of regels moeten worden 'vertaald'.
Het EVRM heeft directe werking in Nederland. Dit betekent dat de bepalingen van het EVRM direct kunnen worden ingeroepen voor de Nederlandse rechter. De rechter moet nationale wetgeving toetsen aan het EVRM en kan nationale wetgeving buiten toepassing laten als deze in strijd is met het EVRM.
De opsplitsing in twee EU-Verdragen volgt dus een functioneel criterium: het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bevat de algemene bepalingen die de Unie definiëren, terwijl het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de specifieke bepalingen met betrekking tot de instellingen en het beleid van de Unie bevat.