werkwoord dat bij de vervoeging in de verleden tijd en/of de vorming van het voltooid deelwoord een klinkerwisseling* (soms ook medeklinkerwisseling) vertoont. Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
Een sterk werkwoord is een werkwoord waarbij in de vervoeging (in de zogenaamde hoofd- of stamtijden) klinker- en soms ook medeklinkerveranderingen optreden, bijvoorbeeld eten – at – gegeten; bederven – bedierf – bedorven; brengen – bracht – gebracht.
Eten (het werkwoord) is de activiteit van het tot zich nemen van voedsel. De term eten (het zelfstandig naamwoord) wordt ook gebruikt voor de substantie die gegeten wordt.
Werkwoord. ▸ Zo zou ik van een berg af kunnen vallen, opgegeten kunnen worden door een beer of een wel heel erg leuke vrouw tegen kunnen komen.
eten * [nuttigen] {oudnederlands eton 901-1000, middelnederlands eten} oudsaksisch etan, oudhoogduits ezzan, oudfries eta, ita, oudengels etan, oudnoors eta, gotisch itan; buiten het germ.
bikken, bunkeren, degusteren, dineren, fretten, gaffelen, gebruiken, kanen, kluiven, knagen, maaltijden, metselen, nassen, nuttigen, opeten, peuzelen, prakken, schransen, schrokken, tafelen, verbruiken, verorberen, vreten, zich voeden.
De oorsprong van het koken
De eerste sporen van het toebereiden van eten met gebruikmaking van werktuigen zijn al 1,5 miljoen jaar oud en werden in Kenia gevonden. Maar pas toen de homo erectus het vuur de baas werd, begon de geschiedenis van het koken.
Ander woorden voor consumptie en nuttiging zijn vertering, gebruik en verwerking. Althans wanneer je de werkwoorden zoekt. Bedoel je de hapjes en drankjes als één geheel omvat, denk ik aan consumptiegoederen, levensbehoeften, voedingsmiddelen, mondbehoeften, etenswaar.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Voorbeelden van werkwoorden zijn gaan, slapen, blijken, zijn en veranderen. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden tijd, de tegenwoordige tijd of de toekomende tijd.
Deze werkwoorden krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm de uitgang -te(n) of -de(n) en het voltooid deelwoord eindigt op t of d. Voorbeelden van zwakke werkwoorden zijn: werken – werkte – gewerkt. spelen – speelde – gespeeld.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord. Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Gezondheid. Hoewel water officieel geen voedingsstof is, kunnen we niet zonder als mens. Het zorgt ervoor dat allerlei lichaamsprocessen kunnen functioneren. Het werkt als transportmiddel, regelt de lichaamstemperatuur en zorgt voor bescherming.
De mensen aten vroeger van alles! Gevogelte, vlees, groenten en fruit. Eigenlijk een hele gezonde keuken. Ze aten alles wat er in de natuur voorkwam, zelfs kleine vogeltjes.
Wanneer je naar heel Nederland kijkt dan kun je stellen dat we in heel Nederland graag als hartige snack een kroket, bitterbal, haring, kibbeling, kaas of een patatje eten. Zoete snacks die in heel Nederland worden gegeten zijn poffertjes, pannekoeken, drop en stroopwafels.
Smulpaap = 1) Buikdienaar 2) Epicurist 3) Fijnproever 4) Flinke en smakelijke eter 5) Gastronoom 6) Genotzuchtig mens 7) Gourmet 8) Iemand die graag eet 9) Iemand die van lekker eten houdt 10) Iemand die graag, veel en vaak eet 11) Lekk...
(gehuild), schreien; wenen ; janken; een onaangenaam geluid doen horen : de wind huilt. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: huilen (ww) : blèren, brullen, drenzen, grienen, janken, jengelen, kermen, krijten, loeien, schreien, snikken, snotteren, tranen, wenen.
(-en), rijwiel. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: fiets (zn) : brik, kar, karretje, rijwiel, stalen ros, tweewieler, velo, zwijntje.
De avondmaaltijd vindt meestal plaats aan het eind van de dag, zo tussen 5 en 8 uur. Bij de avondmaaltijd heeft men vaak een grotere variatie aan voedsel en eet men vaak in gezelschap van gezinsleden, of andere familieleden en/of vrienden.
Toch zijn er voor de dunch in al z'n denkbare vormen nog wel meer woorden. Je kunt 'm, als-ie bijtijds genuttigd wordt, ook best tweede lunch of (als je nog niet geluncht hebt) late lunch noemen. Andersom is de dunch te beschouwen als een vervroegd diner, vroeg diner of early dinner.
Vlees wordt op 90% van de dagen gegeten, in het bijzonder bewerkt vlees. Aardappelen worden op ongeveer de helft van de dagen geconsumeerd, fruit op bijna 5 dagen in de week en groente op 6 dagen in de week. Nederlanders eten niet vaak peulvruchten en vis (≤1 dag per week).