Als een zin de volgorde hoofdzin – bijzin heeft, dan is er geen vaste regel wat betreft het plaatsen van komma's. Meestal wordt het dan wel gedaan in langere zinnen, maar niet in korte zinnen.
De boer werkt op het land, zodat daar bloemkool kan groeien. komma dan gebruikt om ergens extra de nadruk op te leggen.
Minder komma's
De moraal: houd je ringvinger in toom. Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Het belangrijkste uitgangspunt is dat een komma geplaatst wordt als je bij hardop lezen een rustmoment hoort; ook de toonhoogte waarmee de zin wordt uitgesproken verandert vaak iets. Hoe langer de zin is, hoe meer behoefte er bestaat aan een rustpunt in de zin, en dus aan een komma.
Vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kun je meestal het best een komma plaatsen: Zij vertelde het aan iedereen, hoewel de informatie vertrouwelijk was.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Het voegwoord maar kan alleen vooraan in een (bij)zin staan. Er komt geen komma achter: We vroegen om aardbeienijs, maar kregen kersenijs. Ik wil best met de trein naar Italië, maar dat kost te veel.
Vaak zijn de onderschikkende voegwoorden: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…
Voor het onderschikkend voegwoord omdat wordt vaak een komma gezet, maar de komma kan ook worden weggelaten. Kaneko gaat niet mee(,) omdat ze te veel rugpijn heeft. De vrouw zweeg over haar ziekte(,) omdat ze vreesde voor haar job. De Elfstedentocht gaat niet door(,) omdat het ijs niet dik genoeg is.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma. Dit is ook het geval als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
“Zo geformuleerd is deze regel veel te algemeen en daardoor onjuist”, zei Onze Taal er eens over. “Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, mag hij worden toegevoegd, óók voor en.” De Taalunie zegt dat de komma aan te raden is in lange zinnen en om misverstanden te voorkomen.
Mag er een komma voor 'en'? Ja, als dat voor de leesbaarheid of de betekenis nodig is. Een oude schoolregel luidt: nooit een komma voor en. Maar ook in taal is het nooit nooit.
Een komma staat voor een rustpunt in de zin. Je plaatst meestal een komma als je een pauze hoort in een zin als je deze hardop voorleest. In sommige gevallen moet je altijd een komma gebruiken, en in andere gevallen juist niet. Soms moet je eerst de context snappen om te weten of een komma aan de orde is.
Want is een nevenschikkend voegwoord: in de erop volgende zin staat de persoonsvorm vooraan. Omdat is een onderschikkend voegwoord: in de erop volgende bijzin staat de persoonsvorm achteraan. Ik open het raam, want het is hier veel te warm.
Het is allebei goed.Je kunt is ouder en daardoor voor sommige mensen beter.Je kan is voor anderen juist weer wat moderner en aansprekender. Vaak krijgt 'Je kunt je nu inschrijven' in Nederland de voorkeur.
Interpunctie is het gebruik van leestekens (punten, komma's enzovoort) in een tekst. De benaming interpunctie stamt uit de zestiende eeuw en is afgeleid uit het Latijn (inter = tussen; punctum = punt).
Het voegwoord zodat wordt gebruikt om een gevolg uit te drukken. De betekenis is 'met als gevolg dat'. Het regende de hele dag onophoudelijk, zodat de wedstrijd afgelast moest worden.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
Lees dit eerst: DUS: – Na het voegwoord “dus” staat het gevolg van de zin die voor het voegwoord “dus” staat. – Het onderwerp (=wie) en de persoonsvorm (=het vervoegde werkwoord, wat doet “wie”) staan beide na elkaar, direct achter het voegwoord “dus”.
Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn dat (zoals in Ik zag dat de trein vertraging had), of (zoals in Ik weet niet of de trein vertraging heeft), terwijl, om, omdat, doordat, zodat, zodra, als, toen, hoewel, tenzij, voor zover.
Hoewel is een voegwoord: een woord dat zinsdelen met elkaar verbindt. Ondanks is een voorzetsel, net als bijvoorbeeld bij, in, naar, met, tegen of dankzij. Voorzetsels zijn niet zomaar als voegwoord te gebruiken: 'Ondanks iedereen het ermee eens was ...' is niet mogelijk.
Echter als voegwoord
Als je het volledige gebruik van 'echter' bekijkt, moet je constateren dat het gewoon als bijwoord, net als 'helaas', midden in de zin gebruikt kan worden.
Als voegwoord van vergelijking (of van modaliteit) is in de standaardtaal zoals gangbaar. (1) Zoals het vroeger was, wordt het nooit meer. (2) Pas de teksten maar aan zoals we afgesproken hebben. (3) Zoals ik eerder al gezegd heb, moet je maar niet te veel op hun medewerking rekenen.