Links staat het schrijftalige woord, rechts het equivalent in de spreektaal. Beperk ook het aantal lege uitdrukkingen als: in feite, in principe, eigenlijk, op dit ogenblik, in het kader van, uit het oogpunt van, omwille van het feit dat, ondanks het feit dat. Er is altijd een eenvoudige spreektaalvariant beschikbaar.
Spreektaal is een vorm van informeel taalgebruik, en is het tegenovergestelde van schrijftaal. Vaak bevat spreektaal dialectwoorden, woorden uit een sociolect of uitingen die bij een streek horen (regiolect). Het woordgebruik en de stijl in spreektaal zijn anders dan in de geschreven taal.
In spreektaal komt echter niet zo heel veel voor; het is vooral een schrijftaalwoord. En ook dan komt het eigenlijk vooral voor in vrij formele teksten. In de meeste gevallen kun je beter het gewonere maar gebruiken. Let er wel op dat echter een bijwoord is en maar een voegwoord.
We gebruiken het onderscheid spreektaal / schrijftaal om naar stilistische variatie in het woordgebruik te verwijzen. Onder schrijftaal verstaan we woorden en woordcombinaties die vooral in geschreven taal voorkomen; met spreektaal duiden we woorden en woordcombinaties aan die typisch zijn voor gesproken taal.
Schrijven in spreektaal heeft voordelen
Je mag je zinnen korter houden. Dat doe je immers ook als je praat. Korte zinnen schrijven makkelijk en ze zijn ook snel te begrijpen. Je mag makkelijke woorden gebruiken.
Formele woorden hebben een stijf, plechtig karakter. Zulke woorden komen vooral in geschreven taal voor. Ze worden ook wel ambtelijke woorden of stadhuiswoorden genoemd. Veel mensen gebruiken formele woorden omdat ze denken dat het op papier of in een officiële context allemaal een beetje meer of anders moet zijn.
Met spreektaal worden de woorden en zinnen bedoeld die we in het gesproken Nederlands gebruiken. Spreektaal is vaak informeler dan schrijftaal. De zinnen zijn niet altijd op de meest logische of praktische manier opgebouwd. Dit komt omdat spreken veel sneller gaat dan schrijven.
Echter kan gebruikt worden als eerste woord van een zin, om een tegenstelling met de vorige zin uit te drukken. Het staat dan in de zogeheten aanloop en valt buiten de eigenlijke zin. Na de komma komt altijd eerst het onderwerp en dan pas het vervoegde werkwoord.
Een zin kan ook beginnen met echter om een tegenstelling aan te geven. Na echter volgt een leespauze, in geschreven taal weergegeven door een komma, en er treedt geen inversie op.
Straattaal is een soort stijlkenmerk. Net als kledij of muziek maakt ze deel uit van de (sociale) identiteit van jongeren. Straattaal is geen volledige 'geheimtaal' die jongeren onderling gebruiken, maar eerder een af en toe (expres) afwijken van de standaardtaal met bepaalde woorden, constructies en accenten.
Dat gebruik komt vooral in spreektaal voor. In Nederland komt die combinatie ook wel in spreektaal voor, maar ze wordt er niet als standaardtaal beschouwd. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
Neem nu schrijftaal: dat is niet alle mogelijke 'geschreven taal'. Wat je op kattenbelletjes, winkellijstjes of liefdesbrieven zet bijvoorbeeld telt niet mee. Schrijftaal gaat over zakelijke communicatie of over gepubliceerde teksten: kranten- en tijdschriftartikelen, boeken, teksten voor het tv- en radiojournaal.
Een voertaal is een taal die volgens afspraak in een bepaalde situatie wordt gebruikt, met name waar de sprekers een verschillende taalachtergrond hebben, dan wel meertalig zijn.
Oudnederlands is de taal die gesproken en geschreven werd tijdens de vroege middeleeuwen (circa 500 tot 1200) in een deel van de gewesten die nu Nederland en België vormen, verder ook aan de Franse Noordzeekust (Frans-Vlaanderen, nabij Duinkerke, tevens tot Stapel en mogelijk tot aan Berck) en de nu Duitse Nederrijn.
Een archaïsme (Grieks: Αρχαϊσμός, oud, uit het verleden) is een verouderde taalvorm, een verouderde zinsconstructie of een verouderd woord. Ook oude en pseudo-oude spelling kan als zodanig worden beschouwd. Archaïsmen komen vooral voor in wettelijke, ambtelijke en Bijbelse taal.
accuraat, angstvallig, consciëntieus, gedetailleerd, minutieus, nauwgezet, nauwkeurig, net, oplettend, plichtsgetrouw, precies, scrupuleus, secuur, soigneus, stipt, voorzichtig.
We onderscheiden in het taalgebruik verschillende zogenoemde registers, zoals formeel en informeel taalgebruik. Zo hanteert de taalgebruiker in een vergadering formelere taal dan wanneer hij met vrienden op de voetbaltribune zit en heeft sms-taal specifieke kenmerken op zins-, woord- en spellingniveau.
MTL. > > Wilt u groenten, zoja bonen? > Zo ja = indien "ja"/ indien "ja" het antwoord is.
Antoniemen van ouderwets zijn eigentijdsmodern, geavanceerd, hedendaags en modern.
Niet alleen de woorden 'ik' en 'wij' kun je beter vermijden in een scriptie of essay, maar hetzelfde geldt voor de persoonlijk voornaamwoorden 'je', 'jij' en 'u'. Het is namelijk meestal niet de bedoeling dat je je lezer aanspreekt in een formele tekst.
Vormen van de eerste persoon enkelvoud
Een manier om de ik-vorm te vermijden maar wel over jezelf te spreken, is door 'de onderzoeker' te schrijven als je jezelf wil aanduiden. Hoewel dit niet fout is, kan het gekunsteld aandoen. Daarom gaat de voorkeur in dit geval uit naar de lijdende vorm.
ijdel, nutteloos, onnodig, onnut, overtollig, redundant. als synoniem van een ander trefwoord: nutteloos (bn) : doelloos, nodeloos, onbruikbaar, ondienstig, onnodig, onnut, overbodig, overtollig, zinloos.