Een cijfer weerspiegelt een waardering: 6 is voldoende en 8 is goed.
Het gemiddelde van al je cijfers op het centraal examen is een 5,5 of hoger (voldoende). Je hebt voor het vak Nederlands een 5 of hoger als eindcijfer. Al je eindcijfers zijn een 6 of hoger (voldoende).
In het Nederlandse onderwijs gebruiken leraren voor het rapporteren van prestaties van leerlingen veelal de cijferschaal van 1 tot en met 10, waarbij een 6 als voldoende geldt.
In het Nederlandse onderwijs gebruiken leraren voor het rapporteren van prestaties van leerlingen veelal de cijferschaal van 1 tot en met 10, waarbij een 6 als voldoende geldt.
Bijna iedereen heeft in zijn verleden op de basisschool en het voortgezet onderwijs toetsen gemaakt waarop je precies 100 punten kon scoren. Als je 55 van de 100 punten had behaald, dan kreeg je een 5,5.En dat is een voldoende.
Uitgangspunt zijn de op één decimaal afgeronde cijfers. De cijfers 4,5 t/m 5,4 tellen als één tekortpunt. De cijfers 3,5 t/m 4,4 tellen als twee tekortpunten. De cijfers 2,5 t/m 3,4 tellen als drie tekortpunten.
Cijfers zijn niet alleen maar slecht. Met een cijfer maak je de balans op van het leren; kennis is op deze manier meetbaar. Niet alleen voor leerlingen, maar ook voor jou als docent. Je kunt er namelijk uit opmaken of je lessen en instructies duidelijk zijn.
Een cijfer weerspiegelt een waardering: 6 is voldoende en 8 is goed.
Wanneer een leerling een A haalt, is dit dus vergelijkbaar met de Nederlandse 'tien', een A- ongeveer met de negen, een B met de acht, enzovoorts. Bij welk cijfer er sprake is van een onvoldoende kan verschillen per staat. Meestal geldt de 'C' als gemiddeld en 'F' als onvoldoende.
Nee, je mag maximaal 2 vijven OF 1 vijf en 1 vier OF 1 vier hebben op je eindlijst.
Het cijfertoekenningsschema Letter: Voor een vragenlijst is de globale numerieke score van studenten 88 van de 100 mogelijke punten. In een cijfertoekenningsschema waarbij een percentage tussen 87 en 90 gelijk is aan B+, levert een score van 88 dus een B+ op.
Cijfers worden toegekend op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 het laagste en 10 het hoogste cijfer is. Cijfers vanaf 6 worden als "geslaagd" beschouwd.
Een cijfer is een symbool voor een hoeveelheid. Er zijn tien Arabische cijfers: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. Een getal is de weergave van een hoeveelheid in cijfers, bijvoorbeeld: 1, 6, 10, 97, 108, 10.899.
De helft goed geeft een 6.5.
Cijferlijst belangrijk, maar niet doorslaggevend
Kortom: bij een grote respons op een vacature wordt er aan de hand van cijfers een eerste selectie gemaakt. Maar cijfers zijn absoluut niet doorslaggevend, concludeert UniPartners. Geen enkel bedrijf geeft aan dat ze genoegen nemen met alleen theoretische kennis.
De kernvakkenregel houdt in dat je om te slagen hooguit één 5 als eindcijfer mag hebben voor de kernvakken Nederlands, Engels en Wiskunde. Deze regel geldt zowel voor de havo als het vwo.
De afrondingsregel
Dat rekenkundig gemiddelde moet voldoende zijn; 5,5 of hoger. Je bent geslaagd bij een gemiddelde van 5,50 of hoger, maar niet met een gemiddelde van 5,49.
Bijvoorbeeld als je twee vijven en verder allemaal zessen hebt in je 'minimumpakket', waardoor je gemiddelde lager is dan een 6,0. Dan voldoe je niet aan de slagingseisen. Maar, als je voor een extra vak een 8 hebt gehaald, compenseert dat voor de twee vijven en ben je toch geslaagd.
Daarbij geldt de regel: 5,5 en alles wat daarboven ligt is voldoende; alles onder 5,5 is onvoldoende.
Gemiddeld moeten alle resultaten van je centraal examen minimaal een 5,5 (voldoende) zijn. Dit wordt de 5,5–regel genoemd. Zijn al je eindcijfers dus hoger dan een 6, dan ben je sowieso geslaagd.
Een normering van 60 procent betekent dat als er voor een toets bijvoorbeeld 100 punten behaald kunnen worden, bij 60 punten (60%) een 6.0 wordt behaald.