Dit en datEen zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij hoort, is een onzijdig woord. Bijvoorbeeld het boek en het servies. Daar kun je naar verwijzen met de aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden; deze en die naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige woorden.
Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een. De en het zijn de bepaalde lidwoorden. Een is het onbepaald lidwoord. Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord, zoals vrouw, bus, uur.
Wanneer je twijfelt, zoek je gewoon het zelfstandig naamwoord op in het woordenboek. Kijk of er een 'm', een 'v' of een 'o' achter staat. Als een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is, betekent dat dat je 'de' moet gebruiken. Is een woord onzijdig (o), dan gebruik je het lidwoord 'het'!
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Onbepaald: een, geen
de en het ('t) zijn bepaalde lidwoorden, een ('n) en geen noemen we onbepaald.
In veel Nederlandse zinnen komen de woorden 'de', 'het' en/of 'een' voor. Deze woorden staan ook wel bekend als lidwoorden. Ondanks dat deze woordsoort maar uit drie woorden bestaat, wordt er veel aandacht aan besteed op de basisschool.
Een is een onbepaald lidwoord.
Zowel de eigendom als het eigendom is mogelijk. Er is wel een betekenisverschil. De eigendom is de (abstracte) omstandigheid dat je ergens eigenaar van bent. Het eigendom is concreter: dat is datgene wat je bezit zélf.
Bepaalde lidwoorden (de) worden gebruikt om een specifiek zelfstandig naamwoord of een groep zelfstandige naamwoorden te identificeren, terwijl onbepaalde lidwoorden (een, een) worden gebruikt om een algemeen zelfstandig naamwoord of een zelfstandig naamwoord waarvan de identiteit onbekend is, te identificeren . Bijvoorbeeld, "Ik wil de appel" heeft een andere betekenis dan "Ik wil een appel."
Aan de ene kant kun je het 'predicatief' gebruiken. Dat houdt in dat het zelfstandig naamwoord waar iets over wordt gezegd niet direct achter het bijvoeglijk naamwoord staat. In dat geval gebruik je geen -e. Zeg je Dat is het mooiste boek, dan hebben we het over 'attributief' en voeg je altijd een -e toe.
Volgens de regels word het woord 'de' gebruikt als het om een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord gaat.'Het' wordt gebruikt bij onzijdige zelfstandige naamwoorden.
Aanwijzende voornaamwoorden
Met welk aanwijzend voornaamwoord er verwezen wordt, hangt af van of het om een 'de'- of 'het'-woord gaat. Aanwijzende voornaamwoorden kunnen overigens ook zelfstandig gebruikt worden. Voorbeelden: dit.
Dit, dat, deze en die zijn demonstratieven . We gebruiken dit, dat, deze en die om naar mensen en dingen te verwijzen.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden (dit boek, dat boek). Als ze contrasterend worden gebruikt, wijst dit een persoon of zaak aan die dichtbij is, terwijl dat een persoon of zaak aanwijst die verderaf is. Dit kastje verven we wit, dat bankje verven we blauw.
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Lidwoorden zijn de, het en een. Je schrijft ze voor een zelfstandig naamwoord. Tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord of een telwoord schrijven. Dit kunnen er ook meer zijn (een kille, natte dag).
De en het zijn bepaalde lidwoorden: ze duiden iets bepaalds of individueels aan in een situatie of context die bekend is. Martha heeft een tekening gemaakt. De tekening hangt nu op onze keukendeur. Kasper heeft een paard geboetseerd.
Voorbeelden van talen zonder lidwoorden zijn het Latijn, het Russisch en het Fins. Andere talen, waaronder het Iers (an) en het Esperanto (la), kennen alleen een bepaald lidwoord. Ook het Nederlands kende oorspronkelijk geen lidwoorden. In het Oudnederlands ontbraken ze nog, het Middelnederlands kende ze echter al wel.
Boek, huis en woord zijn voorbeelden van het-woorden (ook wel: onzijdige woorden). Of een woord een het-woord (onzijdig woord) of een de-woord (een mannelijk of vrouwelijk woord) is, is iets wat je als kind vanzelf oppikt als je Nederlands leert.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
Geen artikel (algemene referentie)
Echter, als het zelfstandig naamwoord telbaar en meervoud is (bijv. "onderzoeksstudies") of ontelbaar (bijv. "informatie") en het wordt gebruikt op een niet-specifieke of generieke manier , wordt er geen lidwoord gebruikt. Hier zijn nog wat meer details: Er wordt geen lidwoord gebruikt wanneer een meervoudig telbaar zelfstandig naamwoord generiek of niet-specifiek is.
Een onbepaald lidwoord verwijst naar iets dat nog niet bekend / niet eerder genoemd is. Het Nederlands kent één onbepaald lidwoord: een.