De zon is een ster. Anders gezegd: de sterren die we 's nachts aan de hemel zien staan, zijn stuk voor stuk verre zonnen. Dat de zon er zo totaal anders uitziet dan de sterren, komt door zijn kleine afstand.
Sterren en planeten zijn heel verschillende soorten hemellichamen. Sterren zijn grote bollen van gloeiend heet gas die zelf licht en warmte produceren als gevolg van spontane kernfusiereacties in hun binnenste. De bekendste ster is onze eigen zon.
Onze Zon is een ster van spectraalklasse G2. Dat betekent dat zij een gele ster is, veel heter en zwaarder dan de gemiddelde ster, maar veel kleiner dan de blauwe reuzensterren.
Een ster is een bolvormig hemellichaam bestaande uit lichtgevend plasma met daarin voornamelijk (ongeveer 73% van de massa) waterstof en daarnaast ongeveer 25% helium en kleine aandelen 'metalen' In sterren is de druk en temperatuur van de inwendige gasconcentratie zo hoog dat er kernfusiereacties plaatsvinden.
De zon mag dan wel warm zijn, toch is ze zeker niet de heetste ster in het heelal. Er bestaan sterren die niet alleen een stuk groter en zwaarder zijn dan onze zon, maar die ook veel heter zijn vanbinnen. Soms kan de temperatuur binnenin een ster zelfs oplopen tot enkele honderden miljoenen graden Celsius.
Het heetste deel van de zon is de kern, waar de temperaturen boven de 27 miljoen °F (15 miljoen °C) uitkomen. Het deel van de zon dat we het oppervlak noemen – de fotosfeer – is relatief koel, namelijk 10.000 °F (5.500 °C).
Onze eigen zon is ook een ster, hij is een gemiddelde ster. Er zijn dus veel sterren die groter zijn dan de zon, maar ook veel die kleiner zijn dan de zon. Het is de ster die het dichtst bij de Aarde staat. Het planetenstelsel waar wij in leven heet het zonnestelsel.
Een maan is een hemellichaam dat een baan om een planeet beschrijft. Een maan is kleiner dan een planeet. Daardoor heeft het ook minder massa. Dat heeft weer tot gevolg dat de aantrekkingskracht van een maan veel minder is dan die van een planeet.
Sterren knipperen, planeten niet. Sterren staan namelijk verder weg, dus hun licht legt een langere weg af.Door de vele verstoringen in die dampkring fonkelen ze. Planeten doen dat dus niet, want die zijn veel dichterbij.
De zon zou zo'n 4,6 miljard jaar geleden ontstaan zijn door het samentrekken van een uitgestrekte koude, gasvormige Oernevel. Dit gebeurde door de zwaartekracht die ontstond toen het middelste van de nevel dichter bij elkaar kwam. Het hele proces van samentrekking zal ongeveer 35 miljoen jaar hebben geduurd.
'Onze zon is nu 4,5 miljard jaar en ze kan wel tot 10 miljard jaar,' vertelt de astrofysicus. 'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden.Grote worden 'maar' één miljard jaar oud.
Het enige verschil tussen een planeet en een dwergplaneet is dat planeten geen andere hemellichamen op hun baan hebben. Dwergplaneten hebben dit wel, zij zijn te klein om deze van hun weg te stoten. Pluto heeft veel hemellichamen om zich heen, waardoor hij een dwergplaneet genoemd wordt.
als de zon is opgebrand, dan zet-ie uit en slokt daarbij de planeten Mercurius en Venus op. Ook de aarde overleeft dit niet. Daarna krimpt de zon tot een kleine dwergster die heel langzaam afkoelt en uitdooft. Gelukkig is het voorlopig nog niet zo ver.
Een ster is een héél grote, gloeiende gasbol. In het binnenste van de ster is het enorm heet. Soms wel een paar miljoen graden! Door deze warmte geeft de ster licht en warmte.
Sterren worden geboren uit samentrekkende gas- en stofwolken. In zo'n wolk vormt zich eerst een min of meer bolvormige verdichting (een zogeheten globule), die uiteindelijk ineenstort tot een echte ster.
Omdat het licht van de planeten niet volledig wordt geblokkeerd voor ons zicht en ze niet twinkelen . Sterren daarentegen zijn puntgrote objecten en twinkelen door atmosferische breking van licht.
Voor de vorming van een ster is veel gas nodig, vooral waterstofgas en helium. Dat vind je overal in het heelal, en vooral in die nevels zijn er heel veel gassen. Als die gassen in de nevel naar elkaar toe bewegen, ontstaan er een soort klonten van sterrenstof. Die kunnen groeien en groeien.
Als je op een heldere nacht naar de sterren kijkt zie je dat sommige sterren lijken te knipperen. Schijn bedriegt. Het knipperen ontstaat wanneer de lichtstraal tussen de ster en je ogen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een hoge luchtvochtigheid of stof en andere kleine deeltjes.
De ware reden dat wij maar één kant van de maan zien, is dat de rotatietijd van de maan gelijk is aan zijn omlooptijd rond de aarde. Voor veel andere grote planeetmanen in het zonnestelsel geldt dat overigens ook. Zo'n 'gebonden' (of 'synchrone') rotatie is het gevolg van getijdenwerking.
De grootste structuur in het universum is tien miljard lichtjaar groot. Het is een gigantisch astronomisch 'voorwerp' dat is opgebouwd uit kleinere onderdelen: sterrenstelsels. Deze nieuwe structuur verbetert het oude grootterecord met een factor 2,5.
Saturnus. Saturnus is misschien wel het mooiste planeet vanwege een prachtig stel ringen. Ook Saturnus is een gasplaneet. De ring rond Saturnus, de zesde planeet in ons zonnestelsel, werd in 1610 voor het eerst wazig gezien door de Italiaanse natuurwetenschapper Galileo Galilei.
De sterkste die we kennen is R136a1 in de Grote Magelhaense Wolk, een buursterrenstelsel van de Melkweg. Deze extreem zware ster heeft ongeveer zes miljoen keer zoveel lichtkracht als de zon.