bekend met = bekend met bijv. naamw. Uitspraak: [bəˈkɛnt mɛt] als je (iets) weet of ermee vertrouwd bent Voorbeelden: `bekend met gewoonten en gebruiken`, `De artsen waren niet bekend met de nieuwe ziekte.
In het kort. Wanneer de actie nu gebeurt, wordt 'bekent' met een –t geschreven. Wanneer 'bekend' in het verleden heeft plaatsgevonden wordt het met een –d geschreven. Het wordt ook met een –d geschreven wanneer het gebruikt wordt als een bijvoeglijk naamwoord.
bekend bijv. naamw. Uitspraak: [bəˈkɛnt] 1) als veel mensen weten wie iemand is of wat iets is Voorbeelden: `algemeen bekend`, `dat verhaal is mij bekend`Antoniem: vreemd Synoniem: gekend Je komt me bekend voor.
befaamd (bn) : bekend, beroemd, fameus, gekend, gevierd, legendarisch, roemrijk, roemrucht, vermaard. berucht (bn) : befaamd, bekend, beroemd, fameus, gerenommeerd, roemrijk, roemruchtig, vermaard.
bekend worden, blijken, duidelijk worden, merken, ontdekt worden, ruchtbaar worden, uitlekken, zich aftekenen, zien.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
Beroemdheid = Een beroemdheid (of “celebrity”) is een persoon die in de maatschappij of bepaalde cultuur algemeen herkend wordt. Beroemdheden worden tegenwoordig ook vaak aangesproken met de Engelse term Celebrities.
bijv. naamw. 1) Algemeen bekend 2) Bekend 3) Beroemd 4) Berucht 5) Fabelachtig 6) Fameus 7) Geacht 8) Hooggeplaatst 9) Hooggezeten 10) Legendarisch 11) Notoir 12) Prominent 13) Roemru...
Gekend wordt in de standaardtaal gebruikt als het voltooid deelwoord van het werkwoord kennen in de betekenissen 'weten wie of wat iemand of iets is', 'iemand raadplegen', 'iets beheersen'.
Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Zowel bepaalt als bepaald is goed
Je gebruikt de verschillende schrijfwijzes in verschillende situaties. Bepaalt (stam + t) is de tegenwoordige tijd van het werkwoord. Bepaald (stam + d) is het voltooid deelwoord.
Let goed op bij woordvormen die soms juist zijn in een andere context, maar toch fout zijn in de huidige context: het onderscheidt onderscheid (zelfst. nw.), hij onderscheid onderscheidt (persoonsvorm). de verdachte bekend bekent, hij heeft bekent bekend, het is bekent bekend, de cijfers zijn bekent bekend.
bekend, beroemd, fameus, gekend, gevierd, legendarisch, roemrijk, roemrucht, vermaard.
Een antoniem van vitaal is uitgeblust.
Een snob is in het algemeen iemand die denkt dat hij in wezen meer is dan anderen op grond van afkomst, kennis, intellect of rijkdom. Deze superioriteit uit zich over het algemeen in een (eventueel denkbeeldige) verfijnde smaak.
de zotheid
zelfst. naamw. (v.) 1) Aperij 2) Dwaasheid 3) Dwaze daad 4) Dwaze handeling 5) Gekheid 6) Gekkigheid 7) Gekte 8) Grappenmakerij 9) Idioterie 10) Ineptie 11) Krankzinnigengesticht 12) Krankzi...
Algemeen bekend. Berucht is ongunstig of te slechter naam en faam bekend. Befaamd, d. i. door de faam bekend gemaakt, wordt in een goeden, maar nog meer in een kwaden zin gebruikt. Beroemd is degene, die roem verworven heeft door uitstekende daden of loffelijke eigenschappen.
intelligent (bn) : bevattelijk, bijdehand, geleerd, ingenieus, knap, pienter, scherpzinnig, schrander, slim, vernuftig, verstandig, vindingrijk, vlug, wijs. geraffineerd (bn) : arglistig, doorkneed, doortrapt, gehaaid, geslepen, gewiekst, listig, slim, slinks, sluw, subtiel, uitgekiend, uitgekookt.
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin. Zo is heel in 'Zij is heel aardig' een bijwoord; en in 'Ik kom morgen niet' zitten twee bijwoorden: morgen en niet.
Substantief + adjectief. Voorbeelden van het procédé 'substantief + adjectief' zijn: beresterk, doodsbang, hemelsblauw, honkvast, ijzersterk, levensmoe, vormvast, winterhard, woordblind, zonneklaar. Zoals uit de voorbeelden blijkt, treedt soms een -e- (sjwa) of een -s- als tussenklank op.
De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Voltooid deelwoord van werkwoorden waarvan de stam niet eindigt op een van de medeklinkers uit 't ex-kofschip: t-x-k-f-s-ch-p. Voorbeelden: gezegd, gedoofd, verdiend, beheerd, beloofd, verwijderd. (De verleden tijd is met -de/-den.)