Het voorvoegsel be- toegevoegd aan een onovergankelijk werkwoord maakt het afgeleide werkwoord overgankelijk. De werkwoorden gevormd volgens dit productieve procedé hebben als gemeenschappelijk betekeniselement: 'het richten van de door het basiswoord genoemde werking op een bepaalde zaak'.
Een uitzondering hierop is het voorvoegsel be- (worden, verder gaan) , dat er toevallig uitziet als het werkwoord zijn, maar etymologisch gezien hebben ze een andere oorsprong.
Een woord met een voorvoegsel als eerste deel wordt een afleiding genoemd. Voorbeelden van voorvoegsels zijn her- in heropenen, wan- in wansmakelijk, on- in onweer, co- in coauteur. Afleidingen kunnen ook gevormd worden met achtervoegsels.
BE is een afkorting van 'Bitter Eenheden'. Het is een maataanduiding voor de hopbitterheid van bier.
be- woordvormend element van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden uit werkwoorden, met een breed scala aan betekenissen: " over, rondom; grondig, volledig; maken, veroorzaken lijken; voorzien van; bij, op, naar, voor ;" van Oud-Engels be- "over, rondom, aan alle kanten" (de onbeklemtoonde vorm van bi "door;" zien door (prep.
Noem je woorden als van, de, ter en der in achternamen voorvoegsels of tussenvoegsels? Dat kan allebei. Wie de achternaam Van den Berg op zichzelf bekijkt, vindt voorvoegsel misschien het meest voor de hand liggen: de voorvoegsels staan immers vóór de rest van de achternaam.
De wortel "Be" is afgeleid van het Oud-Engelse beon en het Proto-Germaanse biju-, wat "bestaan" of "leven" betekent. Het wordt eenvoudigweg uitgesproken als "bee" en dient als een taalkundige hoeksteen voor het uitdrukken van bestaan, toestanden en essentiële kwaliteiten.
Dutch komt van de oude benaming Duitsch of Dietsch voor het Nederlands. Het Engels heeft het woord Dutch ontleend aan het Nederlands, in een tijd dat wij onze taal zelf nog met Duitsch of Dietsch aanduidden – waarschijnlijk in de late Middeleeuwen.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet. Met andere woorden: een werkwoord geeft een activiteit aan, zoals lopen, fietsen, rennen, springen en maken.
Ieder woord is vrouwelijk, mannelijk of onzijdig. Daar hoort een vast lidwoord bij. Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.
Het voorvoegsel be- toegevoegd aan een onovergankelijk werkwoord maakt het afgeleide werkwoord overgankelijk. De werkwoorden gevormd volgens dit productieve procedé hebben als gemeenschappelijk betekeniselement: 'het richten van de door het basiswoord genoemde werking op een bepaalde zaak'.
Een prefix of voorvoegsel is een toevoeging (affix) die voor het grondwoord wordt geplaatst. Het woord 'prefix' hangt etymologisch via het Latijnse praefixum samen met figere, fixum, 'vasthechten', en prae-, 'aan de voorzijde', 'vooraan'. Het prefix is altijd een gebonden morfeem (afhankelijk woorddeel).
Net als bij be-, ge- en ver- hoor je de 'u', maar schrijf je de e. Deze woorden noemen we dus: net als voorvoegsel. De regel die hierbij hoort is: Ik hoor de 'u', maar ik schrijf de 'e'.
/bi/ Andere vormen: was; is; are; were; been; being; am. To be is to exist, or to take place . Zoals Hamlet het het beste verwoordde: "To be or not to be, that is the question." Het werkwoord be is een van de meest gebruikte woorden in het Engels, en het neemt vaak de vorm aan van am, are, were of was.
Het Nederlands kent geen voorvoegsel op-. Bij woorden die met op- beginnen gaat het om samenstellingen met het bijwoord op, met een overeenkomstige betekenis. Een voorvoegsel bestaat juist niet als zelfstandig woord in de overeenkomstige betekenis.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Het Nederlands is een Indo-Europese, Germaanse taal die vooral in Nederland, Vlaanderen en Suriname wordt gesproken. Het is nauw verwant met de andere West-Germaanse talen: Engels, Fries, Duits, Nedersaksisch, Luxemburgs, Jiddisch en de dochtertaal Afrikaans.
Aangezien Nederlanders zichzelf ' nederlanders ' noemen, is er geen reden waarom de Engelsen niet het equivalent 'netherlanders' zouden kunnen gebruiken, in dezelfde trant als 'greenlanders' of 'new zealanders', maar dat is een andere vraag.
Tot 1795 was Nederland een republiek: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het was een bond van onafhankelijke staten die op basis van een gezamenlijk verdrag een staat vormden. De zeven gewesten waren autonoom, maar het buitenlands beleid en defensie waren een zaak van de gewesten gezamenlijk.
Van het Nederlands be-, van het Middelnederlands be-, van het Oudnederlands bi-, van het Proto-Germaans *bi- .
De oude Grieken hadden een woord voor schoonheid: Kallos (κάλλος) , en dit woord heeft nog steeds invloed op ons gevoel voor schoonheid.
To be betekent "zijn". In de tegenwoordige tijd (present simple) zijn er drie vormen: am, is en are.