Baarmoederkanker (endometriumcarcinoom) is in Nederland het meest voorkomende type kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen. Baarmoederkanker wordt meestal in een vroeg stadium ontdekt, en is daardoor bijna altijd goed te genezen.
Gemiddeld zijn 10 jaar na de diagnose nog 76 van de 100 vrouwen in leven. Let op: dit zijn gemiddelde cijfers voor alle mensen met deze soort kanker.
Overlevingscijfers variëren van 96% voor vrouwen met vroeg stadium ziekte tot 16% als de ziekte is uitgezaaid naar andere delen van het lichaam.
Baarmoederkanker en de behandeling ervan kunnen invloed hebben op je leven. De meeste vrouwen hebben weinig blijvende klachten. Maar er zijn ook vrouwen die last blijven houden van de gevolgen van de behandeling. Bijvoorbeeld van lymfoedeem, darmproblemen en problemen met plassen.
Wat is de overleving van baarmoederhalskanker? Gemiddeld zijn 10 jaar na de diagnose nog 63 van de 100 vrouwen in leven.
Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door een virus: het humaan papillomavirus (HPV (humaan papillomavirus)). Jaarlijks krijgen ongeveer 830 vrouwen in Nederland baarmoederhalskanker. Ongeveer 220 vrouwen per jaar overlijden aan deze ziekte.
Klachten en symptomen
onregelmatig en veel bloedverlies tussen de menstruaties door. bloedverlies bij het plassen of andere plasklachten. vrouwen met baarmoederkanker in een vergevorderd stadium kunnen last hebben van moeheid, vermagering en/of buikpijn.
Uitzaaiingen van baarmoederkanker in de lymfeklieren
Baarmoederkanker zaait vaak als eerste uit via de lymfebanen. Via de lymfebanen kan de kanker uitzaaien naar de lymfeklieren in het bekken. Als dat gebeurt, heet het een regionale uitzaaiing. Er is dan nog steeds kans op genezing.
Baarmoederkanker groeit over het algemeen langzaam. Als de kanker in het baarmoederslijmvlies ontstaat, kan hij vervolgens uitgroeien in de spierlaag, naar de baarmoederhals of naar de eileiders. Als kankercellen losraken en door het lichaam gaan zwerven, ontstaan er uitzaaiingen van de baarmoederkanker.
Baarmoederhalskanker ontstaat heel langzaam, meestal duurt het zo'n 10 tot 15 jaar. Het begint vaak met veranderde cellen. Die kunnen veranderen in kanker. Het geeft vaak geen klachten.
Met een inwendig onderzoek (een uitstrijkje) kunnen we baarmoederhalskanker al in een voorstadium ontdekken. U hebt dan (nog) geen kanker. Als de aandoening niet is behandeld in het voorstadium, dan kan een kwaadaardige gezwel (een tumor) ontstaan.
In 2022 bedroeg het aantal nieuw gediagnosticeerde gevallen van een invasieve vorm van baarmoederhalskanker 940 (0,11 per 1.000 vrouwen; voorlopige cijfers). Relatief de meeste nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker worden vastgesteld rond de leeftijd van 30 tot en met 34 jaar.
Over het algemeen is baarmoederhals-kanker goed te behandelen. Als er echter uitzaaiingen worden vastgesteld buiten het bekken (bijvoorbeeld in de lever of in de longen) is de kans op genezing heel kleiner.
Baarmoederhalskanker komt door een virus: het humaan papillomavirus (HPV). Het virus zit in de slijmvliezen. Slijmvliezen zitten bijvoorbeeld bij de schaamlippen, in de vagina, baarmoedermond, mond en keel. U kunt het virus krijgen via seks.
Er is een kleine kans dat baarmoederkanker terugkomt na de behandeling. Ook als baarmoederkanker terugkomt, kun je soms nog genezen.
Baarmoederhalskanker kan uitzaaien. Als dat gebeurt, is dat meestal naar de lymfeklieren in het bekken. Soms zaait baarmoederhalskanker via het bloed uit naar andere delen van het lichaam, zoals de longen, lever of het bot. Lees meer over uitzaaiingen bij baarmoederhalskanker.
Voorstadium. Aan de binnenkant van de baarmoederhals zitten cilindercellen en aan de buitenkant plaveiselcellen. Vooral op de plek waar deze 2 soorten cellen in elkaar overgaan, kunnen afwijkende cellen ontstaan. Dit is het voorstadium van baarmoederhalskanker.
Afwijkende cellen zijn alleen met een uitstrijkje te vinden. Baarmoederhalskanker kan lange tijd onopgemerkt blijven. Eerste tekenen kunnen bestaan uit ongewoon bloedverlies (vooral na het vrijen) of abnormale afscheiding. Pijn ontstaat meestal pas als de kanker doorgroeit in andere organen of als er uitzaaiingen zijn.
Bij baarmoederkanker krijg je bijna altijd een operatie. Vaak is dit voldoende, maar soms is nog een aanvullende behandeling nodig. Meestal is dat bestraling, soms ook chemotherapie. Als je in dezelfde periode chemotherapie en bestraling krijgt, heet dit chemoradiatie.
Op de vaginale echo kan de arts zien of het baarmoederslijmvlies verdikt is. Is dat het geval, dan neemt de arts met een soort lepeltje wat baarmoederslijmvlies weg. Dit heet een micro-curettage. Een patholoog onderzoekt het weggenomen weefsel onder de microscoop om te zien of er kankercellen in zitten.
Na de diagnose baarmoederkanker krijg je een bloedonderzoek. Dit gebeurt onder andere om vast te stellen of je bloedarmoede hebt, en om te onderzoeken hoe goed je lever en nieren werken. Soms kijken artsen naar de waarde van een aantal stoffen in het bloed die verband houden met baarmoederkanker.
Erfelijke aanleg. Bij slechts een heel klein deel van de vrouwen met baarmoederkanker is er sprake van een erfelijke aanleg. Dit geldt wanneer er in de familie meerdere personen zijn die op jonge leeftijd darmkanker en/of baarmoederkanker hebben gehad.
De HPV-typen 16 en 18 veroorzaken het vaakst kanker. Deze twee typen veroorzaken samen ongeveer 70% van alle gevallen van baarmoederhalskanker en het grootste deel van de andere HPV-kankers. Wat doet HPV in het lichaam? HPV kan de cellen in je baarmoederhals, geslachtsorganen of mond- en keelholte besmetten.