Een voertuig met huifopbouw dient dus wel voorzien te zijn van een derde remlicht. Voertuigen van de categorie N1 moeten voorzien zijn van een derde remlicht. Alleen wanneer het voertuig een open laadruimte heeft hoeft geen derde remlicht gemonteerd te worden.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel q, mogen twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.
Een derde remlicht is bedoeld om achterliggers nog beter te waarschuwen wanneer hun voorligger remt.
Twee remlichten; Achterkentekenplaatverlichting; Twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig; één mistachterlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; het mistachterlicht moet zich bevinden in, of links van het middenlangsvlak van het voertuig.
Hiervoor gebruikt een bestuurder 4 soorten lichten: Er zijn de dimlichten, waarmee men meestal rijdt als het donker is. En de grootlichten, die ook wel eens de verstralers worden genoemd. De meeste wagens hebben vooraan ook mistlichten.
Overdag bij slecht zicht mag u het dimlicht gebruiken. In het donker is het dimlicht verplicht. De dimlichten hoeven niet aan als de mistlichten branden. Branden de dimlichten en mistlichten aan de voorkant van de auto tegelijk?
De functie van dimlicht is tweeledig: het maakt je zichtbaar voor overige weggebruikers en het geeft je beter zicht op de weg. Dit in tegenstelling tot dagrijverlichting, waarvan het schijnsel te zwak is om de weg voor je te verlichten.
Een derde remlicht (S3 en S4) is alleen verplicht voor M1- en N1-voertuigen, andere voertuigen mogen ermee uitgerust worden. Het komt regelmatig voor dat een N2-voertuig teruggekeurd wordt tot 3.500 kg. Ook bij deze voertuigen moet voldaan worden aan de eisen van N2-voertuigen, een derde remlicht is dan niet nodig.
Dimlicht is de verlichting die je standaard moet voeren wanneer het donker is. Als het zicht verminderd wordt door mist, hagel, regen of sneeuw, gebruik je dit licht ook overdag. Bij ingeschakeld dimlicht branden zowel de koplampen, de achterlichten als de kentekenplaatverlichting.
Er is geen verbod meerdere voertuigen ineens in te halen. Er is wel een verplichting opnieuw rechts te rijden zodra dat zonder bezwaar kan.
De achterlichten en mistachterlichten mogen niet anders dan rood stralen. De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen. Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen. De achterkentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.
Bij toegestane verlichting echter wel en spreekt het voor zich dat beiden dan ook moeten branden. Maar met de werkende lamp uitgeschakeld zou de APK geen probleem hoeven zijn omdat deze lampen niet onder de noemer vallen van verplichte verlichting binnen het APK reglement.
In de APK regelgeving staat in artikel 5.2.51 dat een mistachterlicht verplicht is voor auto's die na 31 december 1997 voor het eerst in gebruik zijn genomen. Op uw auto is een mistachterlicht dus niet verplicht.
Dimlicht. Dimlicht is de standaard verlichting die moet worden gevoerd wanneer het donker is. Mocht het overdag voorkomen dat het zicht belemmerd wordt door mist, regen, hagel of sneeuw dan dient ook dimlicht te worden gevoerd.
Extra dimlichten mogen niet! Let op, indien er twee achterlichten in een rechthoekig vlak meer dan 60% beslaan word dit aangemerkt als 1 achterlicht! Wel mag je voor en achter aan de zijkant van de auto twee ambergele markeringslichten plaatsen. Op de achterzijde moet je reflectoren hebben.
Gebruik dan je dimlicht. Dit zijn de 'standaard' lichten die je inschakelt in de avond. Zo creëer je meer zicht en ben je voor anderen beter zichtbaar. Er is wel een uitzondering: als je de mistlichten aanhebt, hoef je de dimlichten niet in te schakelen.
Dimlicht. Dimlicht is de verlichting die je standaard moet gebruiken wanneer het donker is. Als overdag je zicht belemmerd wordt door weersinvloeden als mist, hagel, regen of sneeuw, dan moet het dimlicht ook overdag aan.
In het donker is dimlicht verplicht. Ook als u door mist, hagel regen of sneeuw slechter ziet, moet u deze verlichting gebruiken. Dimlicht zorgt ervoor dat de koplampen, de achterlichten en de kentekenplaatverlichting brandt. Met deze lampen kunt u geen tegenliggers verblinden, daarom de naam 'dimlicht'.
Stadslicht wordt gebruikt bij het parkeren en wordt daarom vaak parkeerlicht genoemd. Je gebruikt het binnen de bebouwde kom als er geen of weinig straatverlichting is, en het is verplicht als je 's nachts of overdag bij slecht zicht parkeert buiten de bebouwde kom of naast de rijbaan.
Doe alleen de normale (dimlicht) verlichting aan. Schijnwerpers reflecteren in de mist waardoor je tegen een witte muur aankijkt. Zorg dat je de achterlichten van je voorligger blijft zien. Hou een dusdanige afstand tot je voorligger dat je nog bij kunt remmen of nog op tijd kunt stoppen bij je rijsnelheid.
Mistlampen voor zijn niet verplicht, maar zeker wel nuttig. Het gebruik van mistlichten is toegestaan als door mist, sneeuw of regenval het zicht ernstig belemmerd is (in Nederland: minder dan 200 meter zicht). Mistlampen mogen de dimlichten of de grootlichten vervangen, of gelijktijdig met deze lichten branden.
De dagrijlichten , bochtlichten, en hoeklichten en manoeuvreerlichten mogen niet anders dan wit stralen. Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.
Def.: lichten ter ondersteuning van de voorgeschreven fluitseinen bij het manoeuvreren. Toelichting: Wit licht, rondom zichtbaar op een afstand van tenminste 5 zeemijlen, in hetzelfde verticale vlak als het toplicht, ten minste twee meter hoger dan het toplicht.
Er zijn twee verschillende manieren om je lichten aan te zetten: – Bij mij in de auto kun je het topje van de hendel, dat links aan het stuur vast zit, naar voren draaien. Draai de hendel 1 slag naar voren en je stadslicht staat aan. Draai de hendel 2 slagen naar voren en je dimlicht staat aan.