Daaruit blijkt dat gemiddeld genomen 46 procent van de vrouwen rond de dertig jaar in Nederland een diploma heeft in het hoger onderwijs.
In 2021 was 53% van de 30- tot 35-jarigen hoogopgeleid, iets minder dan in 2020 (54%). Onder jonge vrouwen van 30 tot 35 jaar beschikt al sinds 2017 meer dan de helft over een hbo- of wo-diploma. In 2021 ging het om 58%. Onder hun mannelijke leeftijdsgenoten was dat aandeel 9%-punten kleiner.
In het kort. Tegenwoordig is 44% van de promovendi vrouw, terwijl maar 26% van de Nederlandse hoogleraren en 31% van de universitair hoofddocenten (UHD's) uit vrouwen bestaat (2020). Deze verhouding ligt anders bij de universitair docenten (UD's), waar het percentage vrouwen 44% is (2020).
Het aandeel dat een hbo- of wo-studie heeft afgerond groeit daarentegen en kwam in 2017 uit op 30 procent. Daarnaast heeft bijna 29 procent basisonderwijs, vmbo, havo-, vwo-onderbouw of mbo-1 als hoogst behaald onderwijsniveau.
Allereerst is het aantal hoger opgeleiden in de afgelopen decennia flink gegroeid. In 1960 was 2 procent van de bevolking hoogopgeleid. In de jaren '90 was het 20 procent en nu heeft bijna 30 procent van de Nederlanders minimaal een hbo of universitaire opleiding.
Over de hele linie zijn Nederlandse vrouwen de laatste jaren namelijk hoger opgeleid dan mannen. Dat is ook in de Rotterdamse data terug te zien. Daaruit blijkt dat gemiddeld genomen 46 procent van de vrouwen rond de dertig jaar in Nederland een diploma heeft in het hoger onderwijs. Bij de mannen is dat 38 procent.
De meest voorkomende eerste schooladviezen zijn vwo, havo of vmbo-gt (voorheen mavo). In 2015/'16 kreeg 61 procent van alle leerlingen dit als eerste advies. Nog eens 14 procent kreeg een dubbel advies vmbo-gt/havo of havo/vwo.
Ons land telt momenteel twee miljoen werkenden en werkzoekenden met een laag opleidingsniveau. De onderzoekers doen een aantal suggesties. Zo stellen ze voor het minimumloon minder snel te laten stijgen. Dat zou werkgevers moeten stimuleren meer laagopgeleiden aan te nemen.
Hoogopgeleiden zijn personen met een afgeronde hbo- of universitaire opleiding. Het gaat om het aandeel hoogopgeleiden binnen de bevolking van 15 tot 75 jaar.
Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4). Hoog: Dit omvat onderwijs op het niveau van hbo of wo.
Vrouwelijke studenten zijn in de meerderheid in studierichtingen als diergeneeskunde en -verzorging, welzijn en gezondheidszorg. Studierichtingen waarin mannen de overhand hebben, bevinden zich voornamelijk in de technische hoek, zoals informatica, techniek en technische dienstverlening, transport en logistiek.
In 2010 had ruim 20% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en bijna 12% een universitaire graad (samen ruim 32%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 8 procentpunten gestegen: in 2019 had ruim 24% een hbo- en ruim 15% een wo-diploma (samen meer dan 40%).
De meeste hoogopgeleiden wonen rondom de universiteitssteden en in de gebieden waar veel specialistisch werk is, vooral in het noordelijke deel van de Randstad.
Het onderwijsniveau van de bevolking verschilt per provincie. In de provincie Utrecht wonen de meeste hoogopgeleiden, terwijl in Limburg relatief veel laagopgeleiden wonen.
Studenten kunnen naar het mbo (niveau 1 t/m 4), naar het hbo (in de vorm van een 2-jarige associate degree, een hbo-bachelor en/of een hbo-master) of naar de universiteit voor een wo-bachelor en/of wo-master. De hoogste graad in het onderwijssysteem is een PhD.
Mbo niveau 4 is het hoogste niveau binnen het middelbaar beroeps onderwijs (mbo). De mbo-opleidingen niveau 4 leiden je op tot een baan waarbij je zelfstandig specialistische, uitvoerende taken kunt verrichten. Denk hierbij aan opleidingen als MBO Bedrijfsadministrateur, MBO Onderwijsassistent of MBO Doktersassistent.
Een havo-opgeleide heeft in vergelijking met een gediplomeerde mbo'er in de regel inhoudelijk breder onderwijs genoten. Het taal- en wiskundeleerplan ligt op een hoger niveau dan dat van het mbo. De landelijke kwaliteitseisen (eindtermen) van het havo zijn bovendien geborgd in een Centraal Examen.
Mbo-niveau 1: entreeopleiding
Voor de entreeopleiding heb je geen diploma nodig van een vooropleiding. Met een diploma op mbo-niveau 1 kun je als assistent gaan werken op de arbeidsmarkt. Maar je kunt ook door naar mbo-niveau 2. Tijdens de entreeopleiding krijg je individuele coaching en loopbaanbegeleiding.
Het aantal hoger opgeleiden ligt nergens in de EU zo laag als in deze landen. Maar afgemeten aan de cijfers van Eurostat presteert ook Duitsland ver onder de maat. Uit cijfers van Eurostat blijkt dat Ierland de meeste hoger opgeleiden heeft in de leeftijd tussen 30 en 34 jaar, gevolgd door Cyprus en Luxemburg.
Wat is nu niveau 5? Niveau 5 is een niveau waarbij de kracht ligt in de verbinding. Niveau 4 is een student die een mbo-4 opleiding heeft afgerond en is opgeleid voor een specifiek beroep gericht op het operationele niveau.
“Laagopgeleide rokers hebben daarentegen over het algemeen een moeilijker leven. Ze hebben een lager inkomen waardoor het lastiger is om rond te komen, en dus hebben ze wel iets anders aan hun hoofd dan gezond te willen leven.”
De scores voor begrijpend lezen en rekenen tellen het zwaarst mee voor het schooladvies. Dit omdat begrijpend lezen bij de meeste vakken in het voortgezet onderwijs belangrijk is en omdat rekenen de basis is van wiskunde, maar ook belangrijk is bij de andere bètavakken.
Het laagste niveau is praktijkonderwijs. Dit is bedoeld voor kinderen met een IQ onder de 80. Er staat voor dit onderwijs niet een bepaald aantal jaren. Je kan dit onderwijs volgen tot je achttiende jaar.
Veel herhaling en een hoger tempo
In groep 8 zijn de kinderen vooral bezig met het herhalen van de rekenstof uit de voorgaande jaren. Moeilijke onderdelen als breuken, procenten, staartdelingen, verhaaltjessommen en het metriek stelsel worden flink geoefend om het gewenste eindniveau van de basisschool te halen.