Voor rekenen beheerst 45 procent van de leerlingen het 1S-niveau. Het percentage leerlingen dat de referentieniveaus beheerst, verschilt per school.
niveau 1S: in principe het uitgangspunt voor het aanbod in het basisonderwijs voor alle leerlingen, tenzij beredeneerd is vastgesteld dat 1F een passender niveau is. Uitstroomniveau voor leerlingen met vmbo-tl, havo en vwo.
Minimaal 85 procent moet 1F behalen
Dat houdt in dat minimaal 85 procent van de leerlingen niveau 1F moet hebben gehaald. Deze eis geldt ongeacht het aandeel leerlingen uit minder bevoorrechte milieus (zie het Onderwijsresultatenmodel, versie januari 2020, van de inspectie).
Referentieniveaus + schoolweging = signaleringswaarden
1. Het percentage leerlingen dat aan het einde van het basisonderwijs het fundamentele niveau 1F haalt voor taal en rekenen. In principe zou elke leerling dit niveau aan het einde van de basisschool moeten beheersen.
Referentieniveaus omschrijven duidelijk welke vaardigheden leerlingen op bepaalde momenten moeten hebben. Scholen kunnen zo beter hun doelen stellen en hun onderwijs hierop afstemmen. Scholen kunnen de leerprestaties van hun leerlingen beter meten en bijsturen.
Leerlingen in het basisonderwijs moeten minimaal niveau 1F halen, het streefniveau is niveau 1S (gelijk aan 2F). Voor leerlingen die niveau 1F niet halen, moet een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld.
Basisschool: niveau 1F en 1S
Voor taal staat 1S gelijk aan de tweede stap in het basisniveau: 2F. Bij taal op niveau 1F moet je denken aan teksten met een eenvoudige structuur en met vaak gebruikte woorden. Bij 2F zijn de teksten iets ingewikkelder. Bij rekenen wordt op niveau 1F met eenvoudige getallen gerekend.
Definitie. Het leerlinggewicht wordt toegekend op basis van het opleidingsniveau van de ouders. De gewichtenregeling in het basisonderwijs bepaalt of een school extra middelen krijgt. Dit gebeurt middels een berekening op basis van het aantal leerlingen met een leerlinggewicht, hierbij geldt een drempelwaarde.
Het CBS publiceert de schoolweging elk jaar rond begin maart, bij de berekening gaat het CBS uit van de gegevens van alle leerlingen op de school op peildatum 1 oktober. Voor een beperkt aantal scholen is het noodzakelijk dat de inspectie een extra berekening uitvoert op de door het CBS gepubliceerde schoolweging.
De scholen verzamelen de informatie over de opleiding van de ouders en baseren op basis daarvan het schoolgewicht. Het schoolgewicht wordt per schoolvestiging berekend. Op basis van het schoolgewicht wordt bepaald of een school recht heeft op extra financiële middelen en de hoogte van het bedrag.
Iedere leerling die de Centrale Eindtoets heeft gemaakt, krijgt een standaardscore op een schaal van 501 tot en met 550. Op basis hiervan krijgen de leerlingen het best passende brugklastype geadviseerd. Dit jaar behaalden de leerlingen gemiddeld een standaardscore van 535,2.
De IEP Eindtoets is bedoeld voor alle leerlingen van groep 8 in het basisonderwijs. Elke leer ling maakt dezelfde toets, waarin de focus ligt op het vaststellen van het referentieniveau: 1F of 2F voor taal (lezen en taalverzorging) en 1F of 1S voor rekenen.
De IEP-toets meet de verplichte vaardigheden lezen, taalvaardigheden en rekenen aan het einde van groep 8. Met de uitkomsten kan de leerkracht zien waar een leerling staat in zijn ontwikkeling. Dit gebeurt niet door de prestaties van een leerling te vergelijken met die van andere leerlingen.
Na het VWO of HAVO ga je meestal naar het HBO of de universiteit. Daar heb je niet meer te maken met referentieniveaus en is er over het algemeen dus geen hoger niveau dan f3. Wel heb je een speciaal niveau voor leerlingen die meer uitdaging kunnen gebruiken.
Het vak Rekenen 3F is opgenomen in alle mbo-opleidingen op niveau 4.
De schoolweging wordt bepaald op basis van de verwachte onderwijsscores van alle leerlingen op de school op peildatum 1 oktober. De inspectie rondt de scores lager dan 20 af naar 20 en de scores hoger dan 40 naar 40.
In een school met een hoge(re) schoolweging zijn de vijf omgevingskenmerken overwegend belemmerend voor een (gemiddelde) schoolse ontwikkeling. Hoe lager de schoolweging, hoe hoger de te verwachten eindopbrengsten.
HET ONDERWIJSPLANSYSTEEM VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS. Focus PO is een onderwijsplansysteem in ontwikkeling dat je nu al ondersteunt bij het maken van opbrengstgericht en passend onderwijs. Het hart van de software bestaat uit een set doorlopende leerlijnen die zijn opgebouwd uit cruciale leerdoelen.
De resultaten die een school wil bereiken met haar leerlingen noemen we ambities/ schoolstandaarden. Ambities kunnen per school verschillen, maar zijn altijd de basis van het onderwijsaanbod.
De leerling-populatie vormt een reële afspiegeling van de schoolomgeving en het voedingsgebied van de school.
Funderend onderwijs is de overkoepelende term voor het basisonderwijs (bo) en het voortgezet onderwijs (vo). Het gaat dus om onderwijs voor leerlingen van 4 tot 18 jaar.
Voor het vak Nederlands in het Nederlandse onderwijs gelden de referentieniveaus taal (1F, 2F, 3F en 4F). Niveau 2F geldt als eindniveau voor de opleidingen op niveau mbo-2 en -3. Het niveau B1 van ERK/CEFR is sterk vergelijkbaar met niveau 2F. Niveau 3F geldt als eindniveau voor havo en mbo-4.
Taalniveau C2
Beheersing – kan zonder moeite alles begrijpen wat hij/zij hoort of leest en kan zichzelf spontaan, zeer vloeiend, precies en genuanceerd uitdrukken, ook in meer complexe situaties.
Nederlands referentiekader van taalniveaus
Niveau 1F: "basisgebruiker", basisonderwijs. Niveau 2F: "onafhankelijke gebruiker", VMBO, MBO-1, MBO-2 en MBO-3. Niveau 3F: "onafhankelijke gebruiker", HAVO en MBO-4. Niveau 4F: "vaardige gebruiker", VWO.