In totaal groeiden ruim 209 duizend minderjarige kinderen in 2021 op in een huishouden dat minstens een jaar onder de lage-inkomensgrens moest leven. Dat is 6,6 procent van alle minderjarige kinderen dat in een particulier huishouden woont.
Naar schatting zijn dat in 2023 830.000 mensen, waarvan 220.000 kinderen; in 2024 zullen dit er bijna een miljoen zijn. 'De helft van de mensen in armoede komt per maand meer dan 167 euro tekort voor essentiële zaken zoals wonen, verwarming, kleding en voeding', aldus Kassa.
Daarmee kwam het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen uit op 3,1 procent in 2020, wat lager is dan in de drie jaren daarvoor. In 2021 leefden 370.000 mensen al ten minste vier jaar achtereen in een huishouden met een laag inkomen, dit is 2,3% van de bevolking.
Volgens Kind en Gezin is kansarmoede 'een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid, huisvesting.
Een gezin wordt door Kind en Gezin als kansarm beschouwd als het op minstens 3 van volgende criteria zwak scoort: beschikbaar maandinkomen, opleiding ouders, arbeidssituatie ouders, laag stimulatieniveau, huisvesting en gezondheid.
Het verschil tussen armoede en kansarmoede.
Het grote verschil tussen armoede en kansarmoede is dat de problemen zich bij kansarmoede niet beperken tot de financiële en materiële situatie, maar zich uitstrekken over sociaal, cultureel, educatief, taalkundig of maatschappelijk vlak.
Ex-gedetineerden, herstellende drugsverslaafden, etnische minderheden zoals de Roma, recent aangekomen immigranten met slechte taalvaardigheden: allemaal voorbeelden van kansarme en kwetsbare groepen die het risico lopen op sociale uitsluiting en de armoede die daarmee gepaard kan gaan.
Armoede kan zorgen voor een slechtere hersenontwikkeling, waaronder een slechtere emotieregulatie. Dat geldt vooral voor kinderen van ouders die behalve met armoede nog te maken hebben met andere problemen die stress geven. Kinderen uit arme gezinnen hebben vaak een minder voorspoedige schoolloopbaan.
Gevolgen zijn onder meer stress, een slechtere gezondheid, problematische schulden, een negatief zelfbeeld en sociaal isolement.Ook kan armoede leiden tot psychische problematiek.
De kansarmoede*-index drukt uit hoe groot het aandeel kinderen van 0 tot 3 jaar in kansarmoede is ten opzichte van het totaal aantal kinderen in die leeftijdscategorie en wordt berekend op basis van een aantal parameters, zoals gezinsinkomen, arbeidssituatie van de ouders en huisvesting.
in Nederland ligt de armoedegrens in 2023 op €1551 per maand
De omvang van armoede wordt berekend aan de hand van het 'niet-veel-maar-toereikendbudget'.
Wie zijn voornamelijk arm? Armoede komt het meest voor onder kinderen, 90-plussers, eenoudergezinnen, werkende armen en mensen met een migratie-achtergrond (de grootste groep). Van de kinderen t/m 12 jaar leeft volgens het SCP ruim 8 procent in armoede. Dat zijn 272.000 kinderen.
De regio Groningen spant de kroon: hier hebben 11 van de 27 gemeenten een bovengemiddeld armoedepercentage. Er zijn ook arbeidsmarktregio's waar geen enkele gemeente boven het landelijke armoedepercentage uitkomt. Zoals de regio Achterhoek, de regio Gorinchem en de regio Amersfoort.
Voor alleenstaanden of alleenstaande ouders van 21 jaar en ouder is het maximale nettobedrag € 1322,18 per maand (inclusief vakantietoeslag); Voor gehuwden en samenwonenden van 21 jaar en ouder is het maximale nettobedrag € 1888,84 per maand (inclusief vakantietoeslag);
Het percentage van de bevolking dat in armoede leeft is volgens de Wereldbank het hoogst in Madagaskar (82 procent), Burundi (78 procent) en de Democratische Republiek Congo (77 procent). Maar ook in veel andere Afrikaanse landen leven nog steeds veel mensen in armoede.
Onder 'stille armoede' wordt het niet spreken over leven in armoede verstaan. Aan armoede kleeft namelijk ook gauw schaamte. "We hebben een idee dat alles maakbaar is, dus op het moment dat je succes hebt, heb je het aan jezelf te danken.
Meer dan 800.000 Nederlanders leven onder de armoedegrens. En dat aantal loopt op: volgend jaar gaat het volgens het Centraal Planbureau al om een miljoen mensen.
Volwassenen met een bijstandsuitkering leven vaker met een lager inkomen dan werkenden en hebben het meeste risico op armoede. Zelfstandigen hebben een groter armoederisico dan mensen in loondienst. Daarnaast hebben niet-westerse migranten en statushouders vaker een laag inkomen en risico op armoede.
Oorzaken van armoede
Soms hebben je ouders (tijdelijk) geen werk en ontvangen ze elke maand een bedrag van de overheid. Of ze werken wel, maar verdienen niet genoeg. Dit komt vaker voor als je vader of moeder jou alleen opvoedt. Het kan ook voorkomen dat je ouders ziek zijn en helemaal niet meer kunnen werken.
Veel minder extreme armoede
In 1990 leefde 36 procent van de wereldbevolking op vrijwel niets. Nu is dat nog maar zo'n 10 procent. Ook in absolute zin leven er minder mensen in extreme armoede. In 1990 waren dat er nog bijna 1,9 miljard, inmiddels is dat aantal geslonken tot 736 miljoen.
Materiële hulp
Kijk ook op de website van de gemeente waar het gezin woont of de gemeente een fonds heeft voor kwetsbare gezinnen. Elk fonds heeft zijn eigen manier van aanmelden. Soms gaat dit via de professional of via de school. Ook kunnen gezinnen en jongeren zelf ondersteuning aanvragen.
Kansarmoede is een duurzame toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te nemen aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen zoals huisvesting, onderwijs en arbeid (Kind & Gezin, 2012:107).
2.144.000 landgenoten of 18,7% van de Belgische bevolking loopt risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE). Dat blijkt uit de armoedecijfers voor 2022 die Statbel, het Belgische statistiekbureau, vandaag publiceert op basis van de enquête naar de inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC).
In totaal gaat het om 54 beroepen. Op de lijst staan beroepen die geraakt zijn door de coronamaatregelen. Zo zijn er minder goede baankansen voor producenten en technici in de theaterwereld, sportinstructeurs, hotelreceptionisten, buschauffeurs, reisbureaumedewerkers en kappers.