Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie.
Een rooie rug, ook wel simpelweg rooitje of een rug genoemd, was geld ter waarde van 1.000 gulden (ongeveer 454 euro). De rooie rug dankt zijn naam aan de kleur van het oorspronkelijke 1.000 guldenbiljet.
'Roodje' en 'geeltje'
Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Een meier was vroeger in de volkstaal de naam van een briefje van 100 gulden.
Een dubbeltje werd in het Bargoens ook wel beisje genoemd. De term komt uit het Nederlands-Jiddisch, waarin beis verwijst naar de waarde van twee stuivers. In informele taal wordt ook wel gesproken van een duppie. De eerste dubbeltjes van het Koninkrijk der Nederlanden werden geslagen in 1818.
Briefje van 25 gulden uit 1861 Een briefje van 25 werd in Nederland lange tijd 'een geeltje' genoemd. Deze term werd oorspronkelijk gebruikt voor een gouden munt met een variabele waarde, maar toen in 1861 een geel bankbiljet van 25 gulden werd ingevoerd, sprak men in de volksmond van 'een geeltje'.
Een piek was de benaming van een Nederlandse munt van één gulden. Op de guldenmunten werd vanaf het einde van de zeventiende eeuw de Hollandse maagd afgebeeld. Deze symbolische vrouw droeg een lans of piek, met daarop een vrijheidshoed.
Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie.
Vijftig gulden stond bekend als 'Zonnebloem', de honderd gulden ging door als 'meier' of 'snip'. De minder vaak voorkomende 250 gulden kende men als 'Vuurtoren'. De bijnaam 'rooie','rug' of 'rooie rug' voor een duizend gulden biljet vindt zijn herkomst twee eeuwen geleden, toen de briefjes een rode achterkant hadden.
Hoeveel geld is een rug? Met een rug of een rooie doelt men op 1000 Euro.
De hele ruggengraat bestaat uit 24 botten, wervels genaamd. Er zijn 7 cervicale (nek)wervels, 12 thoracale (rug)wervels en 5 lumbale (lende) wervels.
Tegenwoordig in Nederland het meest bekend als een waarde van anderhalve gulden (NLG 1,50).
In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd. Deze benaming voor 25 gulden bleef na 1909 nog lang in gebruik, alhoewel er geen uiterlijk verband meer met het briefje was en er in 1982 zelfs een ander geelkleurig biljet in omloop kwam (50 gulden).
Kilo-euro, oftewel '1000 euro', kan verkort worden weergegeven met de hoofdletter K. 100K bijvoorbeeld staat voor '100.000 euro'.
Knaak. Ten tijde van de gulden heette een munt van 10 cent een dubbeltje of duppie. Een gulden was een piek, een rijksdaalder een knaak, een biljet van 10 gulden een joet en een biljet van 25 gulden was tientallen jaren een geeltje, ook al was het rood.
Ook de bijnaam rooie of rooie rug (en vandaar, enigszins vulgair, alleen rug) voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden.
De waarde van een 10 gulden 1968 is afhankelijk van de kwaliteit van het bankbiljet, te herkennen aan de hoeveelheid gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van het Nederlandse 10 gulden biljet uit 1968 wordt bepaald door de kwaliteit van het biljet.
Wakka komt uit het Surinaams en is geblend in de wereld van de straattaal. Wakka heeft als betekenis 'lopen'.
Doezoe is straattaal voor 1000. De betekenis is dus gewoon duizend.
Ouleh wordt als antwoord gegeven aan iemand die een wens, een plan of een verwachting heeft uitgedrukt, en dan aanduidende dat hij zich met ijdele hoop vleit, in de zin van och kom / 't mocht wat! Maar het betekent ook gewoon 'zij' in het Arabisch.