Leg een houten lepel op je pan. De houten lepel zorgt ervoor dat het water in de pan niet overkookt. Bezoekster Kim had ook nog een handige tip om overkoken te voorkomen, namelijk een klontje boter toevoegen aan het kookwater, gelijk bij het opzetten van de pan met water en niet als het water al kookt.
Voeg een mespuntje boter toe aan het kookwater. Zet een wasknijper op de rand van de pan, het deksel kan dan niet weer helemaal op de pan komen waardoor het minder snel overkookt.
Pocheren is het gaar maken van voedsel met weinig vocht, en net iets onder het kookpunt. Pocheren is vooral geschikt voor kwetsbaar voedsel zoals eieren, maar ook vis of fruit. De smaak blijft daardoor veelal beter behouden.
Hoe harder het kraanwater, hoe meer opgeloste mineralen in het water. Deze mineralen kunnen net als de gassen zorgen voor schuim.
Water is zwaarder dan lucht en valt dus terug in de pan. Er ontstaat als het ware een waterval op kleine schaal in het midden van de pan en in plaats van dat de belletjes over de rand van de pan heen vallen zoals dat normaal gebeurt als je water overkookt, vallen ze nu in het midden van de pan gewoon weer de pan in.
Olie is hydrofoob en mixt niet met water maar blijft erop drijven. De olie die je toevoegt aan het pastawater voorkomt daarom níet dat de pasta aan elkaar plakt tijdens het koken. Wel geeft het een zacht aroma af. Bij het afgieten zal er wel wat olijfolie aan de pasta blijven kleven - en plakt de pasta minder.
De deksel houd je op de pan om de warmte in de pan te houden. Als je bijvoorbeeld water gaat koken voor de pasta kun je het beste de deksel op de pan houden. Dit is tijd én energiebesparend. Omdat de warmte in de pan blijft kun je het vuur lager zetten (als het water kookt).
De enige manier waarop de samenstelling van gekookt water verandert, is dat exact dezelfde opgeloste stoffen (mineralen) nu in een kleiner volume zitten, maar dit gebeurt ook al na één maal koken. Iedereen kan dus met een gerust hart een kopje thee zetten met water dat al één of meerdere keren heeft gekookt.”
Onder deksel zullen voedingsmiddelen eerder koken of stomen: een krokant, bruin korstje krijg je alleen als je iets zonder deksel bakt. Als je iets onder deksel kookt, moet je alert zijn op overkoken. Wat helpt, is het deksel een beetje schuin zetten. Groene groenten kook je best niet langer dan 5 minuten onder deksel.
Houten pollepel voorkomt overkoken
Een houten pollepel of spatel kan een overkokende pan water tegengaan. Als je deze dwars over de pan heen legt houdt de lepel de belletjes als het ware tegen. De bellen slaan kapot tegen de lepel zodra ze deze raken.
Want of u het water in een waterkoker kookt of in een pan, het kookt altijd bij 100 graden. Het is eenvoudig te zien of het kookt of niet, want dat ontstaan er luchtbelletjes (belletjes met stoom). Dus als het borrelt is het gekookt.
Bij het koken van ons pannetje melk gebeurt dit aan het grensvlak vloeistof-lucht; hierdoor ontstaat het vel, dat ook nog wat vet en caseïne insluit. De oorzaak van het overkoken is dus het vel, dat ontstaat doordat vele eiwitten boven 70oC na korte of lange tijd denatureren.
Breng groente of aardappelen met 1 tot 2 centimeter water aan de kook met een deksel op de pan. Groente en aardappelen hoeven dus niet helemaal onder water te staan om gaar te worden! Voor bladgroenten zoals spinazie is helemaal geen extra water nodig.
Zet ze half onder water en kook ze 15-20 minuten. Check met een vork of scherp mes na 15 minuten of ze bijna gaar zijn. Zo niet, laat ze steeds een minuut extra koken.
Als u water 3 minuten kookt, gaan alle bacteriën dood. Na het koken kunt u het water veilig drinken. Een kookadvies geldt meestal 3 tot 4 dagen. Soms krijgt u een kookadvies zonder dat uw drinkwater vervuild is.
Schadelijke stoffen
Bij het steeds opnieuw koken van water in een waterkoker komen stoffen vrij die schadelijk zijn als u er teveel van binnenkrijgt. Dit zijn stoffen zoals nitraten en fluoride. “Wanneer je hetzelfde water 2 keer kookt, kan het zijn dat bepaalde concentraties worden versterkt.
Het drinken van een glas warm water voor, tijdens of na een maaltijd is ook gunstig voor je spijsvertering. Het helpt je lichaam om je eten goed te verteren. Dit in tegenstelling tot koud water, dat de vetten die in je eten zitten doet verharden.
Bij stoven maak je eten langzaam gaar in een gesloten pan in vet en nét niet kokend vocht. Omdat het zo lang duurt gaan smaken goed in elkaar over. Daarom is het bij stoven lekker om bijvoorbeeld bouillon met ui en kruiden toe te voegen.
Wanneer je iets moet laten inkoken doe je dat best altijd zonder deksel. Zo krijgt de vloeistof die verdampt de kans om te verdwijnen. Wanneer je een deksel zou gebruiken condenseert die damp tegen het deksel en beland zo weer in de pot. Nog een goede tip: zet het vuur zeker niet te hoog wanneer je iets laat inkoken!
Wanneer moet de deksel van de pan? Als je de deksel van de pan laat, verdampt het vocht. Op die manier kookt een saus of soep meer in en wordt deze sterker/zouter van smaak. Ben je producten aan het bakken waar vocht in zit, zoals wortels (ook wortels kan je prima bakken, wist u dat?) of aardappelen?
Het zout in het water brengt je pasta namelijk op smaak. Dat kan écht het verschil maken tussen een flauw en een heerlijk pastagerecht. Je brengt niet enkel de pasta zélf op smaak, je doet dat bovendien al helemaal in het begin van het kookproces.
Pasta neemt water op tijdens het gaar worden. Tijdens het pasta koken kan pasta twee keer z'n eigen gewicht aan water opzuigen. Dit is eigenlijk de belangrijkste reden om veel water te gebruiken.
Het water waar je net de tagliatelle of de ravioli in hebt gekookt, is niks meer of minder dan heet water met een beetje zout en wat bloem. En dat is juist het geheim: een lepeltje van dat pastawater tilt je pastasaus naar een hoger niveau. De saus bindt een beetje, krijgt een beetje zout en vooral een hoop smeuïgheid.
Het aanbranden van melk komt vooral voor bij magere of halfvolle melk. Hoe vetter de melk, hoe kleiner de kans op aanbranden. Kook de melk altijd op een zacht vuur en roer voortdurend met een houten lepel of garde over de bodem tijdens het opwarmen.