Als het helder is kan je ze goed zien als glinsterende puntjes in het donker, maar we zien maar één van die sterren alleen overdag. Dat is de zon. Heel groot en heel dichtbij. Toch is de zon maar een klein sterretje vergeleken met de andere sterren in het heelal.
Ongeveer een week lang schijnt de supernova helderder dan alle andere sterren in haar sterrenstelsel. Daarna dooft ze heel snel. Alles wat overblijft is een heel klein, dicht voorwerp - een neutronenster of een zwart gat - omgeven door een uitdijende wolk van zeer heet gas.
Een ster is een bolvormig hemellichaam bestaande uit lichtgevend plasma met daarin voornamelijk (ongeveer 72% van de massa) waterstof en daarnaast ongeveer 26% helium. In sterren is de druk en temperatuur van de inwendige gasconcentratie zo hoog dat er kernfusiereacties plaatsvinden.
Een ster bereikt haar eindstadium wanneer haar interne brandstof op is. In de beginfase gebruikt ze waterstof, daarna helium, en op het einde de zwaardere chemische elementen. Als de brandstof opraakt, produceert de ster niet meer genoeg energie en worden er geen kernreacties meer veroorzaakt.
Als een ster met minstens acht keer de massa van de zon al zijn waterstof heeft verbruikt, verbrandt hij zijn eigen kern tot hij onder zijn gewicht bezwijkt en explodeert als supernova.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.
Als de ster de omvang heeft van de zon, worden alle planeten tot op een afstand van ongeveer vijf astronomische eenheden naar de rode reus getrokken. In ons zonnestelsel zullen daardoor ook Mars en Jupiter in de opgezwollen zon verdwijnen.
De kleur van een ster verwijst naar zijn oppervlaktetemperatuur. Een rode ster is relatief koel met een oppervlaktetemperatuur van minder dan 3.000 graden Celsius. Onze zon is een gele ster: op het oppervlak heerst een temperatuur van meer dan 6.000 graden. En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer.
Op een ster kan er geen leven ontstaan, maar het leven op een planeet heeft wel de ster waarrond de planeet draait hard nodig. De ster zorgt namelijk voor licht, of meer algemeen, voor de energie die dat leven nodig heeft. De sterren "dienen" dus om dat leven mogelijk te maken en in stand te houden.
Niemand heeft ooit een ster zien sterven, maar waarschijnlijk doven ze langzaam uit. De grootste sterren sterven heel plotseling. Tegen het einde van hun leven zwellen ze op tot rode superreuzen, waarna ze uiteindelijk zichzelf opblazen in een enorme supernova-uitbarsting.
De Poolster is weliswaar gemakkelijk met het blote oog zichtbaar, maar er zijn tientallen sterren die een grotere schijnbare helderheid hebben. De ster met de grootste schijnbare helderheid (afgezien van de zon!) is Sirius, de hoofdster in het sterrenbeeld Grote Hond.
Antwoord. De helderste 'ster' aan onze huidige avondhemel is eigenlijk geen ster, het is de planeet Venus, die kort na zonsondergang in het zuidwesten staat. Wat meer naar het zuiden, en vrij laag aan de hemel, staat Sirius, en dat is de helderste ster die je met het blote oog kan zien.
Sterren met een temperatuur van rond de 5000K hebben een oranje-achtige gloed, die naar geel verloopt voor hetere sterren. Rond 6000K zijn de sterren geel/wit van kleur. Sterren heter dan dat, rond 8000K, zijn wit. Hele hete sterren, met een oppervlaktetemperatuur van 10.000K of meer, zijn blauw-wit van kleur.
Een koude neus, reutelen en troebele ogen. Het zijn enkele symptomen die bij mensen die terminaal ziek zijn, wijzen op een naderende dood. Iemand die gaat sterven na een ziekbed, voelt zich steeds zwakker worden en heeft het gevoel dat alle kracht uit het lichaam wegvloeit. Dat kan iemand angstig of onrustig maken.
Na uitputting van de waterstof in de kern gaat die omzetting verder in de schil. De buitenlagen van de ster gaan opzwellen: de ster wordt een rode reus. De temperatuur in de kern stijgt tot een waarde van ongeveer 100 miljoen graden. Hierbij ontstaan nieuwe kernreacties waarbij helium wordt omgezet in koolstof.
Sterren worden geboren uit samentrekkende gas- en stofwolken. In zo'n wolk vormt zich eerst een min of meer bolvormige verdichting (een zogeheten globule), die uiteindelijk ineenstort tot een echte ster.
Als een lichtstraal door die trillende lucht gaat, wordt het licht ietwat gebroken. Het resultaat is een fonkelende ster. Het licht van een ster die laag boven de horizon staat, moet een langere weg door de dampkring afleggen. Daarom zullen die sterren meer flikkeren.
Wel 100 keer groter dan de aarde. Door de felheid waarmee de zon schijnt, zien we overdag de andere sterren niet.
De aarde bevindt zich op ongeveer 150.000.000 km van de zon. De dichtstbijzijnde ster staat op een afstand van ongeveer 4 lichtjaar, dat is een slordige 40.000.000.000.000 km. Veel nulletjes... het gaat dus over veertigduizend miljard km.
De heetste ster in het heelal is ongeveer 40.000 graden. CFBDSIR J1458+1013B blijft echter koud omdat het een zogeheten bruine dwerg is. Zulke 'mislukte sterren' hebben een kleinere massa, waardoor er niet voldoende druk ontstaat en het niet warm genoeg wordt om kernfusie van waterstof te laten plaatsvinden.
Koude sterren (met spectraaltype K en M) stralen het grootste deel van hun energie uit in het rode en infrarode deel van het elektromagnetische spectrum, en zien er dus rood uit, en hete sterren (met spectraaltype O en B) stralen overwegend in de blauwe en ultraviolette golflengten, waardoor zij er blauw of wit uitzien ...
Het einde van de zon
Dat gebeurt over ongeveer 5 miljard jaar, als de zon is opgebrand. Een ster die geen waterstof en helium meer heeft om aan fusie-energie te komen zal in intensiteit afnemen maar heel erg opzwellen. De zon zal naar schatting zo groot opgeblazen worden dat de aarde erdoor wordt verzwolgen.
De zon is ons bekendste en belangrijkste hemellichaam, de bron van alle licht en warmte op aarde. En van het leven: zonder zon zou er eenvoudig geen leven mogelijk zijn, zouden we geen energie en geen voedsel hebben.
Na de vernietiging van de maan krijgt onze aarde een prachtige ring. Deze formatie duurt echter niet lang en dan beginnen de aardbewoners met moeilijkheden. Deze hele stapel puin zal op de aarde vallen en lijkt op een asteroïde aanval. Steden zullen worden vernietigd, veel mensen zullen sterven.
Maar ook planeten verder weg hebben van die rode reus te vrezen. Als de ster zo groot was als de zon, worden alle planeten tot een afstand van ongeveer vijf astronomische eenheden naar de rode reus getrokken. In ons zonnestelsel zullen daardoor ook Mars en Jupiter in de opgezwollen zon verdwijnen.