Windmetingen. De wind wordt gemeten op een mast met een anemometer of windmeter. Dit instrument werd in 1846 geïntroduceerd door de Ierse astronoom Thomas Romney Robinson (1792-1882). De windrichting wordt boven land bepaald met een windvaan.
Je moet het kompas horizontaal houden (of leg het plat op de grond) zodat de wijzer kan draaien. Draai tot de rode naald de N van noord aanwijst, nu sta je met je neus naar het noorden.Achter je is dan het zuiden, rechts het oosten en links van je het westen. Dit noemen we de windrichtingen.
Door de draaiing van de aarde beweegt de lucht niet rechtstreeks van hoge naar lage druk, maar buigt zij op het noordelijk halfrond naar rechts af. Het gevolg is dat de lucht zich, zonder wrijving, rond een lagedrukgebied tegen wijzerzin in verplaatst en rond een hogedrukgebied met de wijzers van de klok mee.
De windrichting wordt altijd aangeduid met drie cijfers, indien nodig worden voorloopnullen gebruikt. Dus bijvoorbeeld de windrichting oost (90°) wordt genoteerd als 090. De volgende twee cijfers geven de windsterkte aan, in de aangegeven eenheid (zie verderop). Indien nodig wordt een voorloopnul gebruikt.
Rondom zo'n hoge- of lagedrukgebied kan de wind uit verschillende richtingen komen. Omdat we over het algemeen vaker met lagedrukgebieden te maken hebben die over de Britse Eilanden en Scandinavië trekken is de wind meestal zuidwest.
De gemiddelde windrichting in Nederland is ongeveer zuidwest. Gemiddeld waait in Nederland 2 à 3 uur na zonsopkomst de wind het zwakst en ongeveer 3 à 4 uur na de hoogste zonnestand het sterkst. Als er geen grote weersveranderingen op til zijn, wordt op een zomerdag rond 4 of 5 uur 's middags de sterkste wind verwacht.
Noordenwind. Bij een noordenwind komt de lucht over zee vanuit het koude noorden. In de winter is lucht vanaf zee relatief zachter dan boven land, maar omdat de lucht uit het noorden komt voert deze wind ook in de winter koudere lucht aan. De lucht is dus vaak vochtig en relatief koud.
In de meteorologie is de windrichting de richting waar de lucht vandaan komt. Dus bij een westenwind komt de wind uit het westen en gaat de lucht van west naar oost. De wind waait in de richting die de pijl op de weerkaart aangeeft: bij een westenwind wijst de pijl naar het oosten.
Dit kan aan de hand van een kompas. Er zitten 360 graden in een cirkel en een kompas ís een cirkel. Bovenaan zit het noorden, onderaan het zuiden, links het oosten en rechts het westen. Het noorden staat op 360° (° betekent graden), het zuiden op 180°, het oosten op 90° en het westen op 270°.
De volgende vier zijn noordoost, zuidoost, zuidwest en noordwest. Een noordoostenwind is 45 graden, een zuidoostenwind is 135 graden, een zuidwestenwind is 225 graden en een noordwestenwind is 315 graden. Bij de laatste acht windrichtingen wordt de windrichting in het weer afgekort met drie letters.
Waar waait het in Nederland het hardst? De hoogste windsnelheden worden in de regel langs de kust bereikt. Hier wordt de wind het minst geremd door obstakels en wrijving met het aardoppervlak. Op jaarbasis waait het in Nederland aan zee gemiddeld twee keer zo hard als in het diepe binnenland.
Het wordt gebruikt voor het globaal aangeven van de richting van waaruit de wind komt. De vier hoofdstreken zijn noord, oost, zuid en west. Deze windstreken zijn te combineren, zo ligt noordoost precies tussen noord en oost.
De aarde draait in vrijwel 24 uur om haar eigen as. Dat doet ze tegen de wijzers van de klok in. Kijk je vanuit een ruimteschip boven op de noordpool naar de aarde (zie tekening hieronder) dan draait de aarde dus linksom of te wel van west naar oost.
De windrichting wil zeggen de kompasrichting waar de wind vandaan komt. Als er bijvoorbeeld een zuidwester wind waait, dan komt de wind uit het zuidwesten en waait dan naar het noordoosten.
Op de zon kan je ook steeds afgaan, ook al heb je geen kompas. Rond de middag staat de zon ongeveer in het zuiden, dit is op haar hoogste punt.Zo weet je dus dat aan de andere kant het noorden ligt. 's Ochtends staat de zon in het oosten en s' avonds in het westen. Vele bloemen en planten groeien naar het licht.
De wind wordt gemeten op een mast met een anemometer. Dit instrument is in 1846 geïntroduceerd door de Ierse astronoom Thomas Romney Robinson (1792-1882). Een anemometer is een ronddraaiend molentje met drie of vier halve bollen (cups) die met stangetjes aan een draaibare as zijn bevestigd.
Waar het noorden is kun je bepalen met een kompas. Je hebt daarvan verschillende types. Het meest eenvoudige kompas is een apparaatje met een draaibaar wijzertje. Het wijzertje wijst altijd naar het noorden.
Oostenwind: Bij deze windrichting komt de lucht vanuit het Europese vasteland. Bij een tekort aan veel water is de lucht vaak droog. Als de wind uit deze richting komt is het meestal koud, droog en zonnig in de winter.
Naar het noorden richten: Tik onderaan op het kompas. De kaart kantelen: Tik met 2 vingers op de kaart, houd deze vast en beweeg je vingers omhoog en omlaag op het scherm. De kaart draaien: Tik met 2 vingers op de kaart en houd deze vast.
Het einde van Westenwind
Westenwind werd beëindigd omdat bijna alle mogelijke verhalen reeds waren verteld en omdat er te veel afleveringen van tevoren waren geschreven en opgenomen. Toen het vierde seizoen nog werd uitgezonden, was seizoen 5 reeds opgenomen. Er lagen hierdoor te veel afleveringen op de plank.
Als het vanuit zee waait, is het relatief zacht in Nederland. Als de wind uit het oosten waait, is het relatief koud. Dus als het in de herfst vaker gaat waaien vanuit zee, dan gaat de gemiddelde temperatuur in de herfst omhoog.
In alle maanden is zuidwest de overheersende windrichting, vooral in de winter- en herfstmaanden. In de herfst- en wintermaanden waait de wind zo'n 30% van de dagen uit het zuidwesten. In het voorjaar is te zien dat de windrichtingen noord en noordoost bijna net zo vaak voorkomen als de zuidwestenwinden.
Noord is een van de vier hoofdwindstreken, naast oost, zuid en west. Het noorden is tegenovergesteld aan het zuiden en geeft de richting van de Noordpool aan.
Dus als de wind 's avonds gaat liggen, is dat omdat de zon ondergaat. Als de zon fel schijnt, wordt de lucht boven land erg warm. Warme lucht zet uit en stijgt op. Hierdoor ontstaat er vlak boven land een gebied met lage luchtdruk, een thermische depressie.