Het leven op aarde is ingedeeld in drie domeinen: Bacteria,
Een organisme is opgebouwd uit één of meerdere cellen: bacteriën zijn eencellig, de meeste planten en dieren meercellig. In iedere levende cel bevindt zich het genetisch materiaal, waarin vastligt hoe een organisme eruit ziet en functioneert.
Bacteriën, schimmels, planten en dieren. De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Al het leven op aarde wordt eerst verdeeld in twee hoofdgroepen: prokaryoten (hebben een celkern) en eukaryoten. Die kun je weer verdelen in kleinere groepen rijken. Celkenmerken Bacteriën en archaea zijn eencellig : ze bestaan uit één kleine cel. Ook de meeste eukaryoten zijn eencellig.
Op de middelbare school leren we bij biologie dat levende wezens zich onderscheiden van de levenloze natuur doordat ze voldoen aan zeven kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen en voortplanten.
Een ander woord voor een organisme is een levend wezen. In principe is elk levend wezen met een eigen metabolisme een organisme. Metabolisme betekent stofwisseling, waarmee het geheel van alle processen binnen een organisme wordt bedoeld. Als men over een organisme spreekt, wordt hier een enkel individu mee bedoeld.
Er zijn zeven levensverschijnselen: ademhalen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, voortplanten en waarnemen.
Een organisme behoort tot de hoofdgroep der bacteriën, archaea of tot de hoofdgroep van de eukaryoten. In het domein van de eukaryoten onderscheiden we het rijk der dieren, het rijk de planten, het rijk der schimmels. In de rijken der dieren, planten en schimmels komen eencellige en meercellige organismen voor.
Een organisme is iets wat leeft. Alles wat een organisme is, moet leven of geleefd hebben. Iets moet alle zeven levensverschijnselen vertonen om een organisme genoemd te kunnen worden. Vertoont iets alle levenskenmerken, dan is het een organisme.
Tot op de dag van vandaag hebben wetenschappers zo'n 2,1 miljoen soorten beschreven, waaronder zo'n 1,5 miljoen dieren, 380.000 planten en 140.000 schimmels (zoals paddenstoelen). Bij die 2,1 miljoen in totaal zijn nog niet eens de bacteriën en andere microben opgeteld. En nog steeds worden nieuwe soorten ontdekt.
Definitie: Een groep organismen die van alle andere groepen organismen verschillen en die in staat zijn om zich voort te planten en vruchtbaar nageslacht te produceren. Dit is de kleinste indelingseenheid voor planten en dieren.
Organismen kunnen met elkaar strijden (competitie), of met elkaar samenwerken (coöperatie).
Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden. Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
Er zijn vijf koninkrijken: dieren, planten, schimmels, prokaryoten en protoctisten. Deze zijn verdeeld volgens hun celstructuren. Naast deze koninkrijken kunnen levende organismen vervolgens in groepen worden ingedeeld op basis van klasse, familie, geslacht, volgorde, fylum en soort.
Bijna 3,8 miljard jaar geleden ontstond het leven op aarde. De eerste levende organismen waren eenvoudige bacteriën die zich in het water ontwikkelden. Mettertijd hebben deze organismen zich vermenigvuldigd en gediversifieerd.
Alle organismen hebben voedsel en water nodig. Uit het voedsel halen organismen de energie voor alles wat ze doen en de stoffen om te groeien. Dierlijke organismen voeden zichzelf via hun mond, maar een plant voedt zich via zijn wortels met mineralen uit de bodem.
Bacteriën, gisten en schimmels zijn micro-organismen. Dit zijn levende organismen die zo klein zijn dat ze niet met het blote oog te zien zijn.
Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont is dood. Iets dat nooit heeft geleefd noem je levenloos. De natuur bestaat uit zowel levende als niet-levende onderdelen.
Met de term ecologie bedoelen we de relaties tussen organismen en hun leefomgeving. De leefomgeving van een organisme heeft invloed op het organisme, maar het organisme heeft ook invloed op zijn leefomgeving. De leefomgeving noemen we ook wel het milieu.
Het leven op aarde is ingedeeld in drie domeinen: Bacteria, Archaea en Eukarya. De eerste twee bestaan helemaal uit eencellige microben. Die geen van allen een celkern hebben. Het derde domein, Eukarya, is dat van organismen mét celkern.
Dieren zijn eukaryotische organismen, wat betekent dat ze uit relatief complexe cellen bestaan waarin het genetisch materiaal in een celkern ligt opgeslagen. Het lichaam van dieren is per definitie meercellig, en ontwikkelt zich uit een embryo dat gevormd wordt na de versmelting van een zaadcel en eicel.
Hieronder vallen alle eencelligen zoals bacteriën, protozoa (waaronder de amoeben), eencellige algen en schimmels (waaronder de gisten) maar ook kleine meercellige organismen, zoals kleine soorten rond- en platwormen.
Water is geen organisme, misschien wel de bacteriën of andere wezens die IN het water leven.