Een punt is een leesteken waarmee je het einde van een zin aangeeft. Verder gebruik je een punt in getallen, tijdsaanduidingen en afkortingen.
In de taal plaatst men een punt aan het einde van een zin om duidelijk te maken dat de zin is afgelopen. Bij een punt is het gebruikelijk om even te wachten alvorens de volgende zin te lezen. De punt aan het einde van de zin wordt gevolgd door een spatie, waarna eventueel een volgende nieuwe zin begint.
Interpunctie betekent het gebruik van leestekens in een tekst. Leestekens zorgen ervoor dat de nadruk op de juiste plek komt te liggen. Als je een komma op een verkeerde plek gebruikt kan de zin een heel andere betekenis krijgen, bijvoorbeeld: 'Schiet op Oma' of 'Schiet op, Oma'.
Wanneer gebruik je een puntkomma? Een puntkomma houdt het midden tussen een punt en een komma. De zin ervoor en erna hangen nauw met elkaar samen en een punt zou een te sterke scheiding uitdrukken.
(algemeen) Het beletselteken bestaat uit een reeks van drie punten en kan op verschillende manieren gebruikt worden. Het kan aangeven dat een gedachtegang niet helemaal wordt afgemaakt en dat de lezer geacht wordt dat wat ontbreekt zelf aan te kunnen vullen.
Na een dubbele punt volgt doorgaans een citaat, een opsomming of een verklaring. Een citaat na een dubbele punt begint altijd met een hoofdletter.
De apostrof, het weglatingsteken of het afkappingsteken is een leesteken in de vorm van een kommaatje bovenaan de regel ('). Sinds de introductie van schrijfmachines en vooral sinds de opgang van computers wordt voor de apostrof vaak hetzelfde teken gebruikt als voor het accent.
In literaire kringen, bijvoorbeeld bij literaire uitgeverijen, wordt vaak de zogenoemde elda-regel gehanteerd ('eerst leesteken, dan aanhalingsteken'). Dat betekent dat de komma altijd voor het aanhalingsteken staat.
De dubbele punt gebruik je direct voor een opsomming, citaat of uitleg. De dubbele punt betekent in het eerste deel van de zin meestal “het volgende” of “als volgt” en in het tweede deel van de zin meestal “namelijk”, “want” of “immers”.
Als een zin eindigt met een citaat (bijvoorbeeld directe rede) dat op zichzelf een hele zin is, dan staat de slotpunt van die aangehaalde zin voor het aanhalingsteken. Er komt geen extra punt meer na het aanhalingsteken om de volledige zin (Hij zei …) af te sluiten.
De helling is dan de richtingscoëfficiënt van die raaklijn. De helling in punt P ( a , b ) van de grafiek van een functie kan berekend worden door de gemiddelde helling Δ y Δ x te berekenen op een steeds kleiner wordend -interval [ a , a + Δ x ] .
Een puntkomma wordt geplaatst tussen twee zinnen. Dit leesteken sluit de eerste mededeling af en kondigt aan dat de mededeling daarna er nauw verband mee houdt. De waarde van de puntkomma ligt ergens tussen die van de punt en de komma; er volgt geen hoofdletter op.
In de meetkunde, de topologie en andere, gerelateerde, takken van de wiskunde duidt een punt een specifieke positie binnen een ruimte aan. Een punt heeft geen afmetingen, dus geen lengte, oppervlakte of volume. Een punt is bijgevolg een nuldimensionaal object, een wiskundig object zonder dimensie.
Juist is: 's Avonds werkt John in een café. Als de zin met een apostrof begint, krijgt het eerstvolgende volledige woord in de zin de hoofdletter.
'S wordt gebruikt als de laatste lettergreep op een enkele, heldere a, i, o, u of y eindigt, of op een enkele e die als [ee] klinkt. Op deze manier wordt de klank van deze laatste lettergreep niet veranderd. Voorbeelden: Luca's ogen zijn blauw.
1. Tussen haakjes wordt een verduidelijking, verklaring of toevoeging gezet. (3) De commissiebijeenkomst was verschoven naar september (in verband met de vakantietijd). (4) Jannie van der Schar (94) is de oudste garnalenpelster van Zeeland.
De underscore (_) (Engels voor 'onderstrepen'), ook wel onderstrepingsteken, laag streepje of onderstreepje, is een typografisch teken met de ASCII-waarde 95.
In een tekst staan behalve letters ook altijd tekens. Dit zijn leestekens en alle teksten maken gebruik van deze leestekens. Veelvoorkomende leestekens zijn de punt (.), de komma (,), het vraagteken (?) en het uitroepteken (!).
Tegenwoordig markeert het een voetnoot, als de welbekende asterisk al gebruikt is voor een andere voetnoot.
Bij lange zinnen hoort ook een komma tussen twee persoonsvormen. Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma.
Na betekent 'later dan', 'in tijd of ruimte volgend op'. Het is het tegenovergestelde van voor. Met na kun je dus zeggen dat iets later gebeurt dan iets anders, of dat iets of iemand achter iets of iemand anders aan komt.
Uitleg: Onterecht gebruik van hoofdletters
Hoofdletters gebruik je alleen voor namen van personen, bedrijven, instellingen, merken, wetten, boeken, aardrijkskundige plaatsen, talen, dialecten, volkeren, feestdagen en historische gebeurtenissen.