5-pins relais gebruiken twee pinnen (aangeduid met 85 en 86) om de spoel te bedienen en drie pinnen (aangeduid met 30, 87 en 87A) om de stroom te schakelen tussen twee verschillende elektrische circuits. 5-pins relais hebben normaal gesloten en normaal open aansluitpinnen (Afbeelding 5).
Een standaard 4-polig relais aansluiten gaat als volgt:
De rode lijnen zijn draden waar spanning (stroom) op staat. De zwarte stippellijn is de massadraad. De draad die naar nummer 86 loopt komt vaak van een schakelaar af, maar kan ook van een ander plusdraad worden afgetapt.
De spoel in een relais
Meestal zit er een ijzeren kern in de spoel; de koperwindingen zijn dan om een ijzeren staaf gewonden. Wanneer er stroom door de spoel loopt, wordt de ijzeren kern van het relais magnetisch. Hierdoor worden de contacten van het relais geschakeld en kan de hoofdstroom doorgang vinden.
Nummering van de contacten
De spoel wordt aangegeven met nummering A1-A2; de klem A1 komt aan de geschakelde zijde en klem A2 aan de niet- geschakelde zijde, in het algemeen, aan de nul. De hulpcontacten worden genummerd met xy waar x staat voor het nummer van het contact en y voor de onbekrachtigde staat.
A1 is waar u de positieve signaaldraad aansluit, meestal een 24-volt DC-voedingsbron.A2 is waar u de negatieve signaaldraad aansluit . Wanneer er stroom op deze aansluitingen wordt gezet, wordt de spoel geactiveerd, waardoor het relais zijn contacten schakelt.
A1 en A2 op een contactor verwijzen doorgaans naar beide uiteinden van de elektromagnetische spoelconstructie . De meeste contactorfabrikanten gebruiken A1 en A2 om de twee terminals aan te duiden die elektrische stroom verbinden met de magnetische spoel van de contactor.
5-pins relais bieden 2 pinnen (85 en 86) om de spoel te bedienen en 3 pinnen (30, 87 en 87A) die de stroom tussen twee circuits schakelen . Ze hebben zowel normaal open als normaal gesloten verbindingspinnen. Wanneer de spoel wordt geactiveerd, wordt de stroom geschakeld van de normaal gesloten pin naar de normaal open pin.
5-pins relais gebruiken twee pinnen (aangeduid met 85 en 86) om de spoel te bedienen en drie pinnen (aangeduid met 30, 87 en 87A) om de stroom te schakelen tussen twee verschillende elektrische circuits. 5-pins relais hebben normaal gesloten en normaal open aansluitpinnen (Afbeelding 5).
De stuurstroom door een relais bedraagt meestal tussen de 150 en 200 mA (0,15 – 0,2 A). De hoofdstroom kan oplopen tot 20 of 50 A. De maximaal toegestane hoofdstroom staat vaak op de behuizing van het relais vermeld.
U kunt de functionaliteit van uw relais ook testen door uw multimeter om te schakelen naar het testen van de weerstand . Dit proces omvat het omschakelen van uw multimeter naar het lezen van ohms en het verbinden van de twee draden met pinnen 85 en 86. Een werkende relaisspoel zou een meting moeten hebben van tussen de 50 en 120 ohm, maar meestal is het heel dicht bij 75 ohm.
Details. Deze kleps 30 zijn veelgebruikte test klemmen. Gebaseerd op het 4 mm pin systeem kunnen deze met de meeste standaard kabels verbonden worden. De klem is in staat tot het vastgrijpen van kabels tot een dikte van 4 mm en door de krachtige veer is de contactweerstand met slechts 50 mΩ erg klein.
startrelais is net als een gewoon relais een schakelaar die aangestuurd wordt door een spoel. er zit wel een diode over de spoel, om terugslag over de startknop te voorkomen. als je hem 1 keer verkeerd hebt aangesloten, is deze kapot, en is er een kans dat je startknop kapot is gebrand.
87 en 87a zijn de twee contacten waarmee 30 verbinding zal maken . Als de spoel niet geactiveerd is, zal 30 altijd verbonden zijn met 87a. Zie dit als het relais in de normaal gesloten (UIT) positie. Wanneer er stroom op de spoel wordt gezet, wordt 30 verbonden met pin 87.
Klem 14 is positief, klem 13 is negatief .
Beschrijving. Met de 5 polige CEE stekker kan maximaal 3 fase (400 volt) 32 ampère (22 kilowatt) worden geladen. Het is een goedkope oplossing voor een thuislaadpunt maar is ook op verschillende locaties waar “krachtstroom” gebruikt wordt toepasbaar.
Het getal (1 of 2) voor de vorm geeft aan hoeveel contacten van die stijl beschikbaar zijn in het relais. Enkele veelvoorkomende stijlen zijn: Vorm A - Normally Open.
Bedrading van een 5-pins relais: stapsgewijze handleiding
Normaal gesproken wordt terminal 85 aangesloten op de grond en terminal 86 op de besturingsschakelaar of signaalbron. Deze opstelling activeert de spoel wanneer het besturingssignaal actief is. Gemeenschappelijke terminal (30): Sluit terminal 30 aan op de stroombron of de belasting die u wilt bedienen.
“3PDT” is een 3-polige, dubbele omwenteling , gelijk aan 3 SP- en DT-schakelaars die door twee circuits worden aangestuurd.
In het 4-pins relais zijn twee pinnen de voeding, de andere twee pinnen zijn het contact dat sluit als je voeding geeft. In het 5-pins relais zijn twee pinnen de voeding, de andere is een de common (C), een is het contact normaal open (NO), de laatste is het normaal gesloten (NC).
Eén uiteinde van een besturingsdraad moet worden aangesloten op de "A1"-aansluiting en het andere uiteinde moet worden aangesloten op de besturingsspanningsbron , die meestal een besturingstransformator is. Door het andere uiteinde van de besturingsdraad aan de "A2"-aansluiting te bevestigen, is het besturingscircuit voltooid.
Aan de voorkant van de contactor ziet u twee draadaansluitingen van A1 en A2. Hier kunnen we een 24-volt DC-voeding op de spoel aansluiten om deze van stroom te voorzien. De A1-draadaansluiting is waar de 24-volt DC-positieve signaaldraad wordt aangesloten en de A2-draadaansluiting is waar de 24-volt DC-negatieve signaaldraad wordt aangesloten .
Een contactor is een elektrisch aangestuurde schakelaar die wordt gebruikt voor het schakelen van een elektrisch stroomcircuit . Een contactor wordt doorgaans aangestuurd door een circuit dat een veel lager vermogensniveau heeft dan het geschakelde circuit, zoals een 24-volt spoelelektromagneet die een 230-volt motorschakelaar aanstuurt.