Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat.Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een globaal beeld over het onderwerp van de tekst.
In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp. Hij is immers degene die de appel eet. Het onderwerp van een zin is vaak een persoon, maar het kan ook een ding zijn.
Elke tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. Het onderwerp bestaat uit in één of een paar woorden. Als je een tekst gaat schrijven of lezen dan begin je altijd met het bedenken van het onderwerp.
De 7 tekstdoelen
Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord.Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
Soms worden in een tekst zinnen zonder persoonsvorm of onderwerp gebruikt. Net als gewone volzinnen schrijven we zulke zinnen met een beginhoofdletter en een punt (of een ander leesteken) op het eind.
Het onderwerp vervult een centrale rol in de betekenisinhoud van aantonende en vragende zinnen. Het is die- of datgene waar de zin over gaat, over wie of wat in zo'n zin iets gezegd of gevraagd wordt.
Wat is het schema voor het ontleden van zinnen? Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Als wie het onderwerp van de zin is, kan de persoonsvorm zowel in het enkelvoud als in het meervoud staan. Het enkelvoud ('Wie gaat er mee? ') is het gebruikelijkst. Het maakt daarbij niet uit of degene die de vraag stelt, verwacht dat er één persoon meegaat of meerdere personen.
Korte aanduiding van de belangrijkste grondgedachte van een literair werk, waarbij geabstraheerd wordt van de specifieke tijds- en ruimtelijke aspecten van die tekst.
het onderwerp zelfst. naamw. Uitspraak: [ ˈɔndərwɛrp ] Afbreekpatroon: on·der·werp Verbuigingen: onderwerpen (meerv.) 1) dat waarover wordt gedacht of gesproken Voorbeeld: 'gespreksonderwerp' Synoniemen: : zaak, item een onderwerp aansnijden (over een nieuwe kwestie beginnen te praten) 2) belangrijkste deel van een ...
Je kunt met er iets nieuws aankondigen of presenteren. Dit gebruik van er wordt 'presentatief' genoemd: het presenteert of introduceert als het ware het onderwerp van de zin. Het gaat daarbij om een zogeheten onbepaald onderwerp.
Het onderwerp beschrijft een persoon of ding en het werkwoord beschrijft een actie die wordt uitgevoerd door het onderwerp. In de meeste gevallen is het onderwerp van de zin een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.
Opbouw van een tekst
Het middenstuk bestaat vaak uit meerdere alinea's, elk met een eigen onderwerp. Waar elke alinea over gaat, noemen we het deelonderwerp. De verschillende deelonderwerpen waaruit een tekst bestaat belichten verschillende kanten van het onderwerp.
De gebiedende wijs (of: imperatief) is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt in zinnen die een gebod of bevel uitdrukken. In dergelijke zinnen ontbreekt het onderwerp en staat de gebiedende wijs altijd op de eerste plaats: (1) Verroer je niet! (2) Blijf er toch ook met je vingers van af!
Een onderwerp kan bestaan uit één woord maar ook uit meerdere woorden. Kijk bijvoorbeeld naar de onderwerpen in de volgende zinnen: Ik heb een appel gekocht.
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Samengestelde zinnen kunnen bestaan uit meerdere hoofdzinnen of een combinatie van hoofdzinnen en bijzinnen. Een samengestelde zin met alleen hoofdzinnen wordt ook een nevengeschikte zin genoemd.
De kenmerken van een zin zijn de aanwezigheid van een onderwerp en een persoonsvorm. Alleen in een bepaalde context kan uit een zin een of beide onderdelen worden weggelaten. Zo bestaat in het Nederlands de eenwoordzin "Brand!".
Er worden vaak vier tekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.