In een goed geïsoleerde werpkist wordt dan ook meestal een temperatuur van 24-27°C aangehouden. Door middel van een warmtelamp in een deel van de werpkist, kan aan de behoefte van zowel pups als moeder voldaan worden. Hang de lamp op de juiste hoogte, zodat de pups het niet te warm of te koud zullen hebben.
Het makkelijkst is om een warmtelamp in het nest te hangen en de temperatuur in het nest moet ongeveer 24-27 °C zijn. Als de pups piepen is het te koud. Ook moet de teef weg kunnen kruipen van de lamp als ze het te warm heeft (dus er moet genoeg ruimte in de werpkist zijn).
Als de pups door de moeder niet warm gehouden worden biedt een warmtelamp uitkomst. De eerste vier - vijf dagen is een temperatuur van rond de 26 tot 28 graden het beste, geleidelijk dalend tot 26 graden in de tweede week, 23 - 26 graden in de derde week en 23 graden in de vierde week.
Plaats de lamp boven de kittens, zo blijven zij lekker warm en geef je de pas geboren katjes extra ondersteuning zodat ze een fijn en comfortabel nest hebben.
Pasgeboren puppy's kunnen hun temperatuur nog niet helemaal goed reguleren, dus het is belangrijk dat ze de eerste uren in de juiste omgeving worden gehouden. De temperatuur in hun werpkist moet tussen 29,5 - 32 °C liggen.
De normale temperatuur van een hond ligt tussen de 38 en 39 °C. Dat cijfer kan oplopen bij inspanningen, maar door de kou ook snel dalen – zeker als je hond heeft gewandeld in natte sneeuw (die in zijn vacht blijft kleven) of in de regen. Je merkt dat je hond het koud heeft als hij rilt en zichzelf opkrult.
Van 8 tot 10 graden kunnen kleine honden risico's op onderkoeling krijgen. Pak je viervoeter maar goed in! Middelgrote honden kunnen beter tegen de kou dan kleine honden, maar krijgen de eerste verschijnselen van onderkoeling sneller dan je denkt. Bij 5 tot 7 graden kan jouw hond gaan trillen of niet meer spelen.
Een pasgeboren kitten verliest extra veel warmte zolang het nog nat is van de geboorte en moet daarom zo snel mogelijk afgedroogd worden. U kunt een kitten warm houden met een in doeken gedraaide kruik warm water, met behulp van een elektrische warmtemat of van een warmtekussen dat u in de magnetron kunt opwarmen.
Pasgeboren nestdieren (zoals kittens, puppy's, eekhoorns, konijntjes, etc) hebben een omgevingstemperatuur nodig van ca 32 - 35 graden. Diertjes die de oogjes nog dicht hebben, hebben graag een omgevingstemperatuur van 30-32 graden.
Het kitten is in deze periode volledig afhankelijk van het moederdier voor onder andere warmte, voeding en stimulatie van plassen en poepen. De belangrijkste doodsoorzaken bij pasgeboren kittens zijn zuurstoftekort, onderkoeling en trauma. In principe verzorgt het moederdier na de bevalling zelf haar kroost.
Een warmtelamp is dus van belang maar nog veel belangrijker is het UVB 10.0 licht. minimaal 13 uur per dag branden. De warmtelamp tot 12 uur per dag. Onder een warmtelamp kunt u een plateau maken van steen.
Omdat de puppy's hun behoefte de eerste weken in de werpkist zullen doen, is het handig om puppy pads onder het vetbed te leggen. De puppy pads absorberen de urine zeer goed en lekken niet. Hierdoor kun je de werpkist schoon en hygiënisch houden.
Vanaf 3 tot 4 weken na de geboorte kunnen de pups bijgevoerd worden met puppyvoer, liefst met blikvoeding. Dit is zacht en daarom gemakkelijk te eten. Pups moeten 5 tot 6 keer per dag gevoerd worden.
De drachtlengte kan variëren van 56 tot 67 dagen, meestal vindt de bevalling rond de 63e dag plaats. Over het algemeen geldt dat grotere rassen ook grotere nesten krijgen en een kortere drachtperiode hebben.
Tijdens de geboorte en gedurende de eerste levensdagen moet de temperatuur in de ruimte, waarin de werpkist staat, 25°-28° C zijn. Dichtbij de pups moet de temperatuur 30°-32° C bedragen.Deze temperatuur kan geleidelijk worden verlaagd tot 25° C op tien dagen en 18°-20° C op 25-30 dagen.
Een kitten heeft een warmtebron nodig om tegenaan of om op te liggen om warm te worden. Er zijn ook kittens die niet warm WILLEN worden omdat ze willen sterven. (deze gaan constant van het elektrische dekentje af).
De normale lichaamstemperatuur van een kitten rond de 6-7 weken ligt tussen de 38,6 en 39,3 graden. Hele jonge kittens ligt de temperatuur lager. Wanneer een kitten binnenkomt dat onderkoeld is, is het belangrijk om het kleinte eerst warm maken door het tegen uw blote lichaam aan, onder je kleding, te leggen.
Katten kunnen alleen zweten via hun voetzolen. Ze kunnen daarom warmte slechter afvoeren en snel oververhit raken. Met name katten met overgewicht of een korte snuit, zoals de Pers, lopen extra risico om oververhit te raken. Ook kittens en oudere katten lopen extra risico.
Ze zijn wild en volledig ongeschikt als huisdier. Als ze in handen komen zijn ze meestal zeer agressief en kunnen zelfs gevaarlijk zijn! Net als jonge pups, gaan ook jonge kittens in hun nieuwe thuishaven op verkenning uit. Ook een jonge kat moet leren wat hij wel en niet moet en mag.
Voor je jouw kitten voor het eerst alleen laat, moet hij aan zijn nieuwe omgeving gewend zijn. Geef je kitten een paar weken de tijd om je te leren kennen en aan zijn nieuwe thuis te wennen. Laat je kitten op verkenning gaan, maar hou een oogje in het zeil zodat hij niets giftigs eet.
Langdurig piepen en onrust kan op honger duiden. Om te weten hoeveel een kitten gedronken heeft, kan deze voor en na het drinken gewogen worden. Soms kan een kitten te weinig melk drinken, bijvoorbeeld als de poes te weinig melk geeft of het kitten ziek is.
De Universities Federation for Animal Welfare (UFAW) raadt aan om katten te houden bij 18 tot 24 graden en honden tussen 10 en 26 graden. Dit is gericht op dieren die als huisdier worden gehouden. Voor honden in een bench moeten zowel hoge als lage temperaturen vermeden worden.
De temperatuur van de slaapplaats is belangrijk. Honden kunnen het 's nachts koud krijgen, er zijn honden die daarom graag onder een deken slapen (of heerlijk in een hondenslaapzak). Veel mensen houden er geen rekening mee dat honden het ook koud 's nachts kunnen krijgen.
Laat je hond als het warmer is dan 20 graden Celsius niet rennen naast de fiets en maak geen lange wandelingen. Plan de wandelingen bij voorkeur niet op het warmste moment van de dag, maar in de vroege ochtend of later op de avond.