Artikel 7, lid 1 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 zegt dat het verboden is om te vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang.
De vissen zullen goed bijten net voordat de zon opkomt en net na zonsondergang, wanneer er veel voedsel voor ze is. Tijdens het midden van de dag, wanneer de zon op het hoogste punt staat, zullen de vissen zich terugtrekken naar kouder, dieper water.
Waterplanten in een vijver maken overdag zuurstof aan in het water. Tijdens de nacht stopt dat proces. Vandaar dat in een vijver met vissen 's ochtends vroeg het zuurstofgehalte het laagst is.
De beste visstekken vind je bij beschutte plekken als een brug, steiger of vlonder. Werp wat lokvoer in het water om de vissen aan te trekken. Bevestig een dobber en vishaak aan het einde van je lijn, hang aas aan de haak en gooi je hengel uit. Geluid schrikt vissen af, dus wees stil tijdens het vissen.
In de maand maart mag er nog worden gevist met kunstaas, een stukje vis of een dood visje. Vang je hiermee een snoek dan moet deze direct worden teruggezet (gesloten tijd voor de snoek).
Het vangen van een wilde steur is waarschijnlijk de zwaarste klus in de zoetwatervisserij.
De diepte van je dobber hangt af van de diepte van het water. In de meeste gevallen is het verstandig om 20 tot 30 centimeter boven de bodem te vissen. Als het een warme zomerdag is, en je de voorns vaak ziet zwemmen, is het verstandig om wat hoger in het water te vissen.
Voor de meeste vissers is de blankvoorn een goede bekende. Dat geldt zeker voor de jeugdige hengelaars. Vrijwel iedere visser begint met het vissen op “witjes”, met als hoofdmoot de blankvoorn. Niet zo vreemd overigens: de blankvoorn is vrij gemakkelijk vangbaar.
Het lokken van vissen
Als je de vissen wil lokken, kun je dat het beste doen door wat balletjes voer bij je dobber te gooien. Zo lok je de vis naar je haakje en maak je meer kans dat de vis ook daadwerkelijk jouw haakje kiest. Het is hierbij belangrijk dat je dit visvoer aanmaakt.
Iedereen is het er over eens, de natuur is mooi! Tijdens het vissen zit je heerlijk langs de waterkant midden in de natuur. Geniet van de fluitende vogels om je heen, de insecten die heen en weer vliegen en de prachtige groene omgeving waar jij je hengeltje uitgooit.
In principe kunnen alle vissen met tanden bijten. In Nederland gaat het bijvoorbeeld om de snoekbaars, snoek en meerval. "Die laatste heeft heel kleine tandjes, die zie en voel je bijna niet." De tanden van snoekbaarzen en snoeken zijn wat groter.
Een nieuwe studie van de University of Liverpool komt tot de conclusie dat de veel gehoorde uitspraak van vissers dat "vissen geen pijn voelen", niet klopt. Vissen voelen hoogstwaarschijnlijk wel pijn, en dat op een gelijkaardige manier als zoogdieren en dus ook mensen, zegt de studie.
Regen verhoogt zuurstofgehalte
Als de regendruppels het water opzwepen, neemt het zuurstofgehalte aan het oppervlak van het water toe. Ook daardoor kunnen de vissen actiever worden en eerder op het aas af gaan. Veel vissen komen bovendien liever uit hun schuilplaats als het schemert of als de nacht invalt.
In de maand maart mag je volgens de wet vissen met kunstaas, een stukje vis of een dood visje. Vang je hiermee een snoek dan moet je deze direct terugzetten (gesloten tijd voor de snoek).
Let op de regen
Lichte regen in combinatie met een hoge temperatuur is de beste combinatie. Door de lichte regen vertroebelt het water waardoor vissen je minder goed kunnen zien. Ook zorgt lichte regen ervoor dat insecten in het water terecht komen. Harde regen heeft een negatief effect op de vissen.
Mei: roodbaars. Juni: rog, roodbaars, schar, schelvis. Juli: griet, heek, makreel, rog, roodbaars, schar, schelvis, zeeduivel. Augustus: griet, heek, makreel, rog, roodbaars, schar, schelvis, zeeduivel.
Grote meren.
Ook op de grootse wateren van Nederland zwemt witvis, zoals op het Markermeer of het Haringvliet. Kanalen: vanzelfsprekend zwemmen op de vele kanalen die onze landen rijk zijn, zoals het Kanaal door Voorne of bijvoorbeeld de Urkervaart ook witvissen.
Een plukje brood net zo lang tussen de vingers rollen totdat het een bolletje is . Aan de haak prikken en vissen maar, meestal op voorntjes. Nadeel van dit is namelijk wel veel beet, maar in het algemeen mis je een heleboel aanbeten. Daarom probeerde je als kind ook nog het puntje uit het brood te laten steken.
De snoek en winter
Wanneer de watertemperaturen dalen, wordt onze mooie Esox Lucius weer kieskeuriger in wat zij wilt bijten. Door studies over het gedrag van de snoek is gebleken dat de watertemperatuur vrij weinig te maken heeft met het passieve gedrag van de meeste snoeken.
Om die reden start ik bij wedstrijden steeds ongeveer 10cm boven de bodem. Na een tijd is het lokvoer echter volledig op de bodem gezakt waarbij de losse deeltjes over de bodem voortrollen door de aanwezige stroming. De vis volgt het aas en zoekt nu de bodem af naar de lekkerste brokjes.
Uitpeilen doe je altijd op exact dezelfde plek, waar je ook vist. Vis je bijvoorbeeld op 9 meter uit de kant, dan wordt deze diepte en plaats gepeild. Het beste is om met een korte opslag te vissen, d.w.z. de lengte van het snoer is de waterdiepte plus maximaal één meter van de hengeltop tot dobber.
Als aas voor het witvissen kan je van alles gebruiken. Meest voorkomende aas soorten zijn brood, maden, casters, wormen, mais, pellets en kleine boillies. Aas is het belangrijkste onderdeel van het vissen. Goed aas is het halve werk.
Vaak zijn witvissen te vinden op de relatief warme plekken in het water: in havens, in grindgaten langs de rivieren of op plekken waar warmer water met koud water wordt gemengd (bijvoorbeeld bij fabrieken, die koelwater lozen).
Omdat de vis in de winter passiever is heb je helemaal niet veel lokaas en aas nodig. Enkele kleine balletjes en constant wat naar beneden zinkend aas zoals hennep en casters zijn vaak al voldoende. Als de eerste voorns zich kort na het voeren melden dan weet je dat je goed zit!