Als het persoonlijk voornaamwoord niet het onderwerp van een zin is, wordt de vorm vaak bepaald door de nadruk. Voor wat betreft de nadruk wordt onderscheid gemaakt tussen volle en gereduceerde vormen. Woorden als 'mij', 'jou' 'u', 'hem', 'haar', 'ons', 'jullie', 'hen' en 'hun' worden tot de volle vorm gerekend.
Het verwijst direct naar een mens, dier of voorwerp. Het persoonlijk voornaamwoord staat op de plaats van het zelfstandige naamwoord dat het vervangt. Ook bij begrijpend lezen is het handig om te weten wat persoonlijke voornaamwoorden zijn. Voorbeelden zijn: ik, jij, zij en het.
Persoonlijke voornaamwoorden zijn onder andere: ik, je, jij, jou, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, zij (meervoud), mij, me, hem, haar, ons, hen, hun en ze (meervoud). Kijk en luister deze video en je wordt een kei in het benoemen van het persoonlijk voornaamwoord!
Een voornaamwoord is een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen (concreet of abstract), zonder die met name te noemen. Voornaamwoorden komen dus in feite 'in de plaats van' een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld die in plaats van 'Andrea', of het in 'Ik begrijp het! '
De persoonlijk voornaamwoorden in voorwerpsvorm zijn de volgende; mij, me, jou, je, u, hem, haar, het, ons, jullie, u, hun, hen, ze.
Wat voor soort woord is je in de zin 'Ik heb je gezien'? Je is hier een persoonlijk voornaamwoord. Dat geldt ook voor ik. Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jou, zij, hen, hem, etc.
vnw. Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Onderwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als onderwerp gebruikt. Voorwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp gebruikt.
Er zijn acht soorten voornaamwoorden: persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale): ik, mij, zij, jullie, het, 'm. bezittelijk voornaamwoord (possessief pronomen): mijn, jouw, d'r, onze. aanwijzend voornaamwoord (demonstratief pronomen): deze, die, dit, dat, zo'n.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand, zoals ik, jij, hij, jullie etc.Maar het kan ook naar iets verwijzen, zoals het. Welk persoonlijk voornaamwoord je kiest, hangt af van de persoon (eerste, tweede of derde persoon) en het getal (enkelvoud of meervoud).
Als persoonlijk voornaamwoord kun je “hun” gebruiken wanneer je er een voorzetsel bij kunt bedenken, zoals aan, van of voor. Als er daadwerkelijk een voorzetsel staat, moet je “hen” gebruiken. Let op: “hun” mag je nooit als onderwerp van de zin gebruiken.
Alles en iedereen zijn onafhankelijke voornaamwoorden: ze staan nooit voor een zelfstandig naamwoord.
Om naar een vrouwelijke persoon te verwijzen, zijn de persoonlijke voornaamwoorden haar en ze allebei correct als lijdend voorwerp.
Tegenwoordig wordt u niet meer als derde persoon beschouwd maar als tweede persoon enkelvoud, net als jij/je. U wordt dan gecombineerd met de persoonsvorm van de tweede persoon: u hebt. U hebt is dus vergelijkbaar met jij hebt. Bij de keuze tussen u hebt en u heeft kunt u uw eigen voorkeur volgen.
Een persoonlijk voornaamwoord geeft de "spreker(s)" in een zin aan. Die wordt/worden niet met naam en toenaam genoemd, maar met onpersoonlijke termen als ik, hem, jullie, ons enzovoort. Het kan de spreker zelf zijn ("ik"), de aangesprokene ("jij") of een derde (hij, zij of het).
Een wederkerig voornaamwoord is een woord dat uitdrukt dat twee personen een wederzijdse relatie hebben of handeling uitvoeren. Er zijn slechts drie wederkerige voornaamwoorden: 'elkaar', 'mekaar' en 'elkander'.
Verschillende voorbeelden van verwijswoorden
Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons. deze, die, dit, dat, wie, wat.
U is een Nederlands persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon. Het is een van de mogelijke aanspreekvormen, waarmee de spreker zichzelf in dit geval ten aanzien van de aangesprokene een zekere afstandelijkheid aanmeet.
Hij is de onderwerpsvorm van de derde persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Hem is de voorwerpsvorm.
Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een bezit aangeeft. Het vertelt van wie of wat iets is. Voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden zijn: 'mijn', 'zijn', 'haar', 'jouw' en 'uw'.
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
Algemeen. Leerlingen leren wat een persoonlijk voornaamwoord (pers vnw) is en leren het persoonlijk voornaamwoord (pers vnw) te herkennen in een zin.
In de Nederlandse taal worden 'wie', 'wat, 'welk(e)', 'wiens' en 'wat voor (een)' tot de vragende voornaamwoorden gerekend.
Mij is een persoonlijk voornaamwoord. Mij kan worden vervangen door een ander persoonlijk voornaamwoord, bijvoorbeeld door hem.
Iemand is een voornaamwoord, dat soms als zelfstandig naamwoord gebruikt wordt. Het gaat dan om combinaties met een bijvoeglijk naamwoord.
Een aanwijzend voornaamwoord is een woord dat nadrukkelijk ergens naar verwijst. Denk bijvoorbeeld aan woorden als dat, die, zulke, zo'n (dat meisje, die voetbal, zulke goede cijfers, zo'n glimlach). Deze woorden verwijzen nadrukkelijk naar het woord dat erachter staat.