Dit doe je door eerst de grondtoon van een melodie te leren horen. Daarna ga je de tonen van de melodie op een rij zetten, waarbij je de rij begint met de grondtoon. Deze volgorde van tonen is de toonladder van de melodie. Vervolgens kun je een overzicht maken met de akkoorden die horen bij jouw melodie.
Bij de Majeurtoonladders zijn de I, IV en V akkoorden de Majeur Akkoorden, in het geval van de C-Majeur toonladder dus de C-majeur, F-Majeur en G-Majeur. De II, III en VI akkoorden van de Majeurtoonladders zijn de Mineur Akkoorden. Hier dus de D-mineur, E-mineur en de A-mineur.
Een akkoord is opgebouwd uit tertsen.
Dit betekent dat de afstand tussen de tonen van een akkoord altijd een terts is. Bijvoorbeeld, ik wil een akkoord maken en speel een A. De volgende toon die erbij hoort is een terts hoger, dat is de C. Ik heb nu een A en een C, maar dit is nog geen akkoord.
Het is de noot waar alle andere noten als het ware naartoe verwijzen, of uit afgeleid zijn. Als een klassiek stuk de naam 'Prelude in D' heeft, dan is D ook de grondtoon van het hele muziekstuk. De bladmuziek is dan opgeschreven in de toonladder van D, en vaak bevat het slotakkoord van het muziekstuk ook de grondtoon.
Het is verstandig om te beginnen met de open akkoorden. Open akkoorden worden op de eerste drie frets gespeeld (frets zijn de metalen stripjes op de hals van je gitaar), hebben elk een unieke vorm en bevatten één of meer open snaren – dat zijn snaren die je niet hoeft in te drukken.
In principe past elk akkoord bij elkaar. Maar om het makkelijk te houden, kan je bijvoorbeeld een A, E, D spelen. Blues is ook leuk (zoals hierboven gezegd). Je kan ook een stapje verder gaan en akkoord patronen spelen (zoals de majeur).
Voor n=1 is dit de grondtoon, voor n=2 de eerste boventoon enz. Daarom wordt dit ook wel eens geschreven als lengte = (n + 1) . 1/2 λ (waarbij n = 0,1,2,3...) omdat dan n=0 de grondtoon geeft en n=1 de 1e boventoon.
D-majeur, D grote terts of D-groot (afkorting: D) is een toonsoort met als grondtoon d. D-majeur is tevens de naam van het akkoord op de eerste trede van de D-toonladder.
De afstand tussen de C en de D noemen we groot, tussen de E en de F noemen we klein. Wanneer je alle afstanden van een majeur toonladder op een rijtje zet, krijg je: Groot, groot, klein, groot , groot, groot, klein. Wanneer je deze afstanden weet, kun je van alle toetsen “uitrekenen” hoe de toonladder is.
Het G majeur piano akkoord, afgekort als G, wordt gevormd door de noten G, B en D samen te spelen. G majeur is opgebouwd uit de grondtoon G, de grote terts B en de kwint D uit de G majeur toonladder.
Toonsoort bepalen
Als je de toonsoort van een muziekstuk omschrijft, doe je dit met de eerste toon, ofwel de grondtoon van de toonladder. Dit kan in principe iedere toon zijn. Daarnaast geef je aan of de muziek in majeur of mineur is, zodat je ook de volgorde van de toonladder weet.
Van alle 7 akkoorden in een toonsoort, zijn slechts 4 akkoorden heel belangrijk. Welke akkoorden zijn dat? Het antwoord: het eerste, dan het vijfde, dan het zesde en tot slot het vierde akkoord in een toonsoort. Dus als je dit bijvoorbeeld in de toonsoort C speelt kom je uit op: C G Am F.
Het akkoord "C-majeur" bestaat uit de eerste (prime), de derde (grote terts) en de vijfde (kwint) toon van (de grote drieklank) op de eerste trap van de C-toonladder. Naast deze zg. grondligging (symbool: "CI") zijn allerlei omkeringen en verdubbeling van deze tonen mogelijk.
Bij een aan twee zijden ingeklemde snaar is de grondtoon die frequentie waarbij precies 1/2 golflengte op de lengte van de snaar past en de golfbuik van de uitslag op het midden van de snaar ligt. De grondtoon wordt ook wel de eerste harmonische genoemd. De tweede harmonische is de eerste boventoon.
In een akkoordenschema wordt het A mineur akkoord met Am aangegeven. Het Am akkoord heeft dezelfde grondtoon als het A majeur akkoord, maar heeft een veel droeviger ondertoon. Dit komt door het verzetten van een van de tonen, die normaal een terts is (de toonafstand tussen een toon en de daaropvolgende derde toon).
Een boventoon is een geluidscomponent waarvan de frequentie hoger ligt dan de door het oor waargenomen grondtoon van dat geluid. Vaak zijn boventonen 'harmonisch', dat wil zeggen dat hun frequenties aliquoten, gehele veelvouden, zijn van de grondtoon.
Bij een buis met één gesloten uiteinde past er bij grondtoon precies 1/4 lambda in de lengte van de buis. Als je de lengte van de buis of snaar weet kun je er zo dus achter komen wat de golflengte is.
Staande golven. Staande golven ontstaan door interferentie van twee of meer lopende golven, die elk uit een tegenovergestelde richting komen. Daar waar de golffronten voortlopen bij een lopende golf, is dat bij staande golven niet meer het geval.
Het A7 akkoord speel je net als de overige A akkoorden op de onderste vijf snaren van de gitaar. Hierbij raak en demp je de lage E snaar niet. Net als bij het A mineur akkoord verander je slechts één vingerzetting in vergelijking met het A akkoord, dit is bij het A7 akkoord uiteraard dan wel een andere vinger.
Dat is een akkoord. Akkoorden zijn eigenlijk niets meer dan groepjes van minstens 3 noten die je tegelijk laat klinken en dan een zuiver geheel vormen. Zo vormen de noten C-E-G samen het C-akkoord. Als je dit speelt op de gitaar of piano klinkt het geluid veel voller dan als je alleen de noot C zou aanslaan.