Breng de naald in op 90o. Zorg dat je een klein deel van de naald blijft zien. Trek de zuiger voorzichtig terug om ervoor te zorgen dat er geen bloed in de spuit komt - als er bloed in de spuit komt, trek je de naald terug en oefen je lichte druk uit op de injectieplek met de schone tissue of het wattenschijfje.
Gebruik de gel alleen op een gezonde, droge en schone huid en breng het niet aan op uw geslachtsdelen. Was goed uw handen na het opsmeren. Injectie: spuit dit medicijn in uw bilspier of bovenbeenspier. Uw arts of verpleegkundige zal uitleggen hoe u uzelf kunt prikken.
Als je tijdens het injecteren de in olie opgeloste groeibevorderaar per ongeluk in een ader spuit, loop je het risico op een longembolie; een gedeelte van je longen kan afsterven of nog erger. Een embolie is een verstopping van een bloedvat door een bloedprop, lucht of een stukje weefsel.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Plaats de naald loodrecht in de huidplooi, in een hoek van 90 graden. De naald mag helemaal in de huid. Laat de huidplooi los. Spuit vervolgens langzaam de vloeistof in, door de zuiger rustig naar beneden te drukken.
Reacties op de injectieplaats komen vaak voor
Naast roodheid, zwelling, warmte en pijn, kan er ook een blauwe verkleuring en jeuk ontstaan op de injectieplaats na het vaccineren. Door zwaartekracht kan een ontstekingsreactie van de injectieplaats af verplaatsen, bijvoorbeeld bij een blauwverkleuring of een zwelling.
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Voor een intramusculaire injectie geldt dat er maximaal vijftien millimeter vloeistof mag worden ingespoten.
De rangeertechniek wordt bij het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen gebruikt om het terugvloeien van de vloeistof te voorkomen waardoor het subcutane weefsel kan worden beschadigd of pijn veroorzaakt wordt.
De dorsgluteale plaats bevindt zich dan in de boven/ buitenzijde van de bil. (gluteus maximus). Laat de cliënt op de zij liggen met het been opgetrokken aan de kant waar geïnjecteerd wordt. Er kan maximaal 4 ml vloeistof toegediend worden.
Voor intramusculaire injecties wordt een iets dikkere en langere naald gebruikt. Bijvoorbeeld de 0,8 x 25mm of de 0,8 x 40mm (groene naald) voor volwassenen en de 0,8 x 16mm (groene naald) voor kinderen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag.
Een 0,6 mm bij 2,5 mm naald met blauwe kop. Een alcoholdoekje.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Wanneer het prikgat na afloop niet voldoende is nagedrukt, ontstaat er soms ook een nabloeding onder de huid. Mensen met dun bloed of die bloedverdunners gebruiken, bloeden ook langer na. Een blauwe plek na het bloedprikken is vervelend maar heeft verder geen gevolgen. De blauwe plek verdwijnt na enkele dagen vanzelf.
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Waarom moet ik iedere keer op een andere plaats insuline spuiten? Als u vaak op dezelfde plek insuline toedient, kan er een verdikking onder de huid ontstaan. Er ontstaat dan als het ware littekenweefsel, vaak voelbaar als een kleine bobbel, soms ook zichtbaar.
Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls. Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. Steek de naald onder een hoek van 45à 60 halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi. Houd de huidplooi vast.
Geschikte injectiegebieden zijn: het gebied naast en onder de navel (ongeveer 2 cm rond de navel vrijlaten), boven/buitenkant het bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten), billen (bovenste buitenste deel).
Het injecteren (intramusculair, subcutaan, intracutaan) mag alleen door een arts, verpleegkundige of verzorgende gedaan worden die daarvoor bevoegd en bekwaam is: dit is namelijk een voorbehouden handeling.