Bij de regelmatige twaalf achtsten maat komen er telkens 12 tellen in iedere maat. De achtste noot is teleenheid. De accenten worden weergegeven door het ">" tekentje. Deze twaalf achtsten maat is samengesteld en bestaat uit 4 groepjes van 3.
Als voorbeeld van een maatsoort kijken we naar 2/4, spreek uit: twee-vierde maatsoort. Het cijfer 2 betekent dat hier elke maat twee tellen heeft, en het cijfer 4 betekent dat elke kwartnoot één tel zal duren.
Achtste noot en zestiende noot
Een achtste noot is de helft van een kwart noot. Er passen dus 2 achtste noten in een kwart noot, 4 achtste noten in een halve noot en 8 achtste noten in een hele noot. De nootduur van een achtste noot is een halve tel.
In bladmuziek wordt de maatsoort aangegeven met twee cijfers (in de vorm van een soort breuk) die meestal vooraan in de bovenste notenbalk staan. Het onderste cijfer geeft de waarde aan van de noot die geteld wordt. Een 2 staat daarbij voor halve noten, een 4 staat voor kwartnoten en een 8 voor achtste noten.
Zo duurt een kwartnoot of kwartrust met een punt dus drie achtsten, waar een normale kwart slechts twee achtsten duurt. Omdat in de muzieknotatie de duur van de eerstvolgende kortere noot steeds de helft is van de vorige, biedt puntering de mogelijkheid een toon- of rustduur van drie tellen met één symbool te noteren.
6/8-maat, zesachtstemaat:
Het onderste getal: de 8 staat voor achtste noot. Het bovenste getal: de 6 betekent dat de maat voorbij is na zes achtste noten. Je telt EEN twee drie *vier* vijf zes.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 2 is 1, dus duurt hij in totaal 3 tellen.
Hoe noteer je een ritme? In muziek wordt ritme genoteerd door noten met een verschillende lengte er anders uit te laten zien. In een vierkwartsmaat duurt een open bolletje vier tellen ('hele noot'), een open bolletje met een stok twee tellen ('halve noot') en een gesloten bolletje met een stok één tel ('kwartnoot').
En op iedere leeftijd kun je je ritmegevoel nog verder ontwikkelen. Het schijnt wel dat je tussen de 2 en de 5 jaar (zeg maar voor de lagere school) het snelste ritmes oppakt. Dat gebeurt dan vaak door bijvoorbeeld meeklappen, klapspelletjes, liedjes zingen, rijmpjes, en door dansen of bewegen op muziek.
In die lijnen zie je verticale lijnen die de muziek in maten verdelen. Een maat is de ruimte tussen twee verticale lijnen. Om het aantal in een maat te vinden, tel je de noten met een kwart noot als basis tel. Schrijf het aantal tellen dat elke noot krijgt boven de maat, en tel ze dan bij elkaar op voor de maat.
Een beginner kan hetzelfde in zes maanden doen. In deze vier of zes maanden ontdekt de beginnend muzikant alleen de basis van het instrument.
Een muzieknoot noteer je op de lijnen (dan loopt de lijn door de noot heen) of tussen de lijnen van de notenbalk. Deze komen overeen met de witte toetsen van de piano. Hoe hoger de noot klinkt, hoe hoger deze op de notenbalk staat. Hoe lager de noot klinkt, hoe lager op de notenbalk.
De lengte van een geografisch nummer bedraagt in Nederland tien cijfers (hierbij is de +31 weggelaten, maar niet de eerste 0). In België zijn dit negen cijfers. De lengte van een niet-geografisch nummer kan variëren.
Een 6/8-maat daarentegen is een even maatsoort, samengesteld uit twee drietelsmaten, dus met hoofdaccent op de eerste achtste tel en een nevenaccent op de vierde tel. Een 2/4-maat met twee triolen is ritmisch geheel gelijk aan een 6/8, zodat men een 6/8-maat, zeker bij hoge tempi, in tweeën telt.
Je zou 5/8 dus kunnen tellen als EEN twee drie / vier vijf of als EEN twee / drie vier vijf. Gaat het echt heel snel, zoals veel Bulgaarse volksmuziek, dan gaan die groepjes zelfs aanvoelen als bijvoorbeeld een korte tel + een lange tel (groepje van 2 + groepje van 3).
Een maat kan bijvoorbeeld bestaan uit een hele noot, of uit 2 halve noten, of uit een halve noot en 2 kwart noten. Een maat kan bestaan uit 8 achtste noten, of uit 4 achtste noten en 2 kwart noten, enzoverder, zolang de totale tijdsduur maar 4 tellen is.
De shuffle is gebaseerd op triolen. Een triool is eenvoudig (maar muziektheoretisch niet helemaal correct) gezegd: drie noten in een tel. Dat maakt dat er 12 triool-noten in een vierkwartsmaat gaan, zoals in onderstaande oefening. Die kun je als volgt tellen: een-e-te, twee-je-te, drie-je-te, vier-e-te.
En wat is timing precies? Maatsoort: de verdeling van de puls in licht en zwaar, de organisatie van de tel zou je kunnen zeggen. (De maatsoort staat dus los van het tempo!) Ritme: de lengte van de noten binnen de maatsoort en het tempo.
Muzikaliteit is weliswaar erfelijk, maar je kunt het talent ook ontwikkelen. Omgeving speelt dus ook een belangrijke rol.
Muzikaliteit is een complex van eigenschappen, die deels erfelijk zijn, maar die je ook kunt ontwikkelen. Een goed gehoor idem. Het is dus niet zo dat je alleen muzikaal bent als je een instrument bespeelt. Noten lezen is een vaardigheid die iedereen met oefening kan leren.
De afwisseling tussen lange en korte klanken noemen we ritme. Als je een liedje klapt, dan klap je het ritme van dat lied. Veel korte klanken na elkaar geven een stuwend ritme.
6/8-maat, zesachtstemaat:
Het bovenste getal: de 6 betekent dat de maat voorbij is na zes achtste noten. Je telt EEN twee drie *vier* vijf zes.
Als we van de achtste noot weer twee keer zo klein gaan, krijgen we een zestiende noot die maar een kwart tel lang is (er passen vier van deze noten in één tel). De zestiende noot heeft twee vlaggetjes aan de stok.
1) Twee tellen in een maat (muz.)