Samen spelen is een goede manier om veel met elkaar te praten. Ook spelletjes waarbij je doet alsof, zijn heel goed voor de taalontwikkeling. Verder zijn er veel spelletjes waarbij je kind woorden leert en leert nadenken en onthouden, zoals lotto en memory. Laat je kind ook veel met andere kinderen spelen.
Gezelschapsspelletjes zoals memory, lotto en domino zijn ook zeer geschikt om taal te leren, vooral voor het leren van (nieuwe) woorden. Door te benoemen, te omschrijven of te (laten) raden wat er op het plaatje staat, breidt een kind zijn/haar woordenschat uit.
Let op: de meest voorkomende oorzaak voor een vertraagde taalontwikkeling is 'slecht horen'. Je ziet dat bijvoorbeeld bij kinderen die veel oorontstekingen hebben, en bij kinderen met buisjes. Dus als uw kind naar uw idee (te) laat is met praten, dan is het gehoor het eerste wat gecontroleerd moet worden.
Taal en spraak bij kinderen van 3 tot 3,5 jaar
Rond de derde verjaardag maakt een kind zinnetjes van minimaal drie tot vijf woorden; ook gebruikt het soms al moeilijke woorden. Door te luisteren leren kinderen zinnen begrijpen en daardoor ook zelf zinnen te vormen.
De meeste baby's tussen de 7 en 12 maanden benoemen hun ouders als “mama” of “dada”. De eerste woordjes (anders dan mama of dada) leren de meeste baby's rond 19 maanden. Tegen de tijd dat je kleintje 2 jaar is, praat hij of zij in zinnen van 2 tot 4 woorden.
Als je kind 3 jaar wordt, gaat hij zijn zinnen steeds verder uitbreiden, tot vier- en vijf-woordzinnen. Je kleine kan op deze leeftijd al ongeveer 1.000 woorden zeggen, en hij begrijpt er 1.250. Onder die woorden zijn ook abstracte begrippen, zoals gevoelens en bijvoeglijk naamwoorden.
Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een neurocognitieve ontwikkelingsstoornis. Dit betekent dat taal in de hersenen minder goed wordt verwerkt. Een kind met TOS heeft bijvoorbeeld grote moeite met praten of het begrijpen van taal. De taal- en spraakontwikkeling verloopt hierdoor anders dan bij leeftijdsgenoten.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Jouw kind van 2 jaar praat nog niet omdat hij of zij gewoon nog niet zover is, zonder dat daar een reden voor is. Ongeveer 10 tot 15% van de tweejarigen is wat later met praten zonder dat er iets aan de hand is. Er kan sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis (TOS).
Hulp bij taalachterstand
Als je merkt dat je kind meer hulp nodig heeft, kun je contact opnemen met een logopedist in de buurt. Zij kan je kind een periode helpen bij het ontwikkelen van de taal.
Een kindje van 2 jaar kan motorisch al best veel. Hij kan nu goed lopen, zowel vooruit als achteruit. Ook kan hij nu rennen en tijdens het rennen kan hij van richting veranderen. Hij kan op zijn teentjes lopen, gaat steeds beter springen en klimmen en hij kan even op één beentje staan.
De echte eerste woordjes
Er zijn ook kinderen die vóór hun eerste verjaardag al met hun eerste woordjes komen. Na het allereerste woordje (vaak 'mama' of 'papa') volgen vaak snel meer woordjes, bijvoorbeeld 'bal' of 'au'. Je kleine ontdekt dat hij door middel van zijn woordjes en geluidjes dingen duidelijk kan maken.
Een dreumes van achttien maanden begrijpt zo'n tweehonderd woorden en korte zinnen, denk aan 'waar is je schoen' of 'pak de bal'. Het spreekt rond de vijftig woorden. Een dreumes begint nu te brabbelen en leert de eerste woordjes. Een taalontwikkelingsstoornis is dan wat makkelijker te herkennen.
Tellen is een vaardigheid die zich geleidelijk aan ontwikkelt, met vallen en opstaan. Gemiddeld leren kinderen tellen vanaf de leeftijd van 2 jaar, maar het is een proces dat duurt tot het kind 5 à 6 jaar is.
Tussen zes en negen jaar. Op deze leeftijd leren kinderen lezen en schrijven. Het is heel belangrijk om te leren lezen. Bij alle vakken op school is het nodig om goed te kunnen lezen, ook bij rekenen.
De meeste kinderen starten met het herkennen en benoemen van kleuren als ze twee, drie jaar zijn. Aan het begin van groep 1 kennen de meeste kinderen de primaire kleuren rood, geel en blauw. Veel kleuters hebben ook al een lievelingskleur. Bij kleine meisjes is dat vaak roze.
Bij peuters is de ontwikkelingsvoorsprong al iets duidelijker te herkennen. Zo is een hoogbegaafde peuter zeer ondernemend, motorisch erg vaardig en zelfstandig. Daarnaast hebben ze een goede ruimtelijke oriëntatie en ontwikkelen ze snel het begrip voor bijvoorbeeld kleuren, cijfers en hoeveelheden.
Een taalontwikkelingsstoornis is een stoornis in het leren van taal. Sommige kinderen zijn laat met praten. Ze beginnen bijvoorbeeld pas op 3-jarige leeftijd met het praten in zinnen. Er is dan sprake van een vertraagde taalontwikkeling, wat niet perse problematisch hoeft te zijn.
De prelinguale periode
Binnen deze fase onderscheiden we traditioneel weer vier periodes van respectievelijk huilen (geboorte - zes weken), vocaliseren (gemiddeld zes weken - vier maanden), vocaal spel en brabbelen (doorsnee zeven/acht maanden - dertien/veertien maanden).